Sommige mensen vinden het vreselijk, sommigen zijn zelfs doodsbang, maar ik vind een bezoekje aan de tandarts helemaal niet erg. Niet omdat ik een voorbeeldig gebit heb, integendeel. Er valt altijd wel wat te sleutelen aan mijn bijtijzers. Nee, omdat ik een hele aardige tandarts heb. Hij legt precies uit wat hij doet terwijl hij en zijn assistente in mijn mond aan het wroeten zijn. Ik snap het niet altijd, want ik heb geen benul van amalgaam of composiet maar hij zegt het op zo’n toon dat ik denk: het zal vast goedkomen. Met zachte, trefzekere hand prikt hij het aangekondigde naaldje in mijn tandvlees en verdooft tot ik er voor mijn gevoel uitzie als Rocky op het eind van de film. “Adriaaaan!!!” Die scène.
“Spoel maar even,” zegt hij en met een zwabberende bovenlip doe ik mijn best om mijn spuug netjes in het bakje te dirigeren. Vanaf de röntgenfoto op het scherm grijnst mijn eigen spookbeeld me toe, alsof het wil zeggen, “Ja, Claus, daar lig je nu, als een hulpeloos schildpadje op je rug, met je mond vol tanden.”
Mijn tandarts is echt een leuke vent. Hij maakt altijd een praatje maar na een paar zinnen zijn mijn antwoorden gereduceerd tot een soort walvissenzang. “Aaiiieeee oe ngeegoeha.” Op de een of andere manier lokt hij - waarschijnlijk omdat ik nu eens eindelijk verplicht mijn kwek moet houden - allerlei flauwe woordgrappen of goeie gespreksonderwerpen uit.
Ik denk dat het zijn “little perk of the job” is; een gesprek aangaan en dan proberen te achterhalen wat je bedoelt. Zijn assistente doet vrolijk mee en we lachen wat af, terwijl hij boort en freest en zij nog wat extra watjes in mijn wang frot en mijn kwijl wegzuigt. Zelden ben ik zo rad van tong als wanneer die als een verstorven biefstuk in mijn mond moet blijven stilliggen. “Oe a ie aa oe oe aa,” ik klink inmiddels als Cheeta de chimpansee. Hij begrijpt zelfs de meest basale vorm van communicatie. Hij wel.
Als ik voor de laatste keer mag spoelen, doen mijn kaken pijn. Niet van de verbouwingswerken maar van het lachen. Altijd gezellig bij mijn tandarts. Terwijl ik naar huis loop, trek ik een klein sprintje, met de tune van Rocky in mijn hoofd. Tududuuu tududuuuu… Dat past wel bij die scheve smoel.
Claudia Nieuwenhuizen