“Don’t it always seems to go, that you don’t know what you got ‘til it’s gone,” zong Joni Mitchell lang geleden.
Onze laatste kip is naar het pluimvee-Walhalla verhuisd. Een kip met karakter. Ze liet zich nooit kooien en vond manieren om te ontsnappen waar Houdini wat van kon leren. Meermaals is ze gebeten door een hond of een marter. Dan zat ze stil in een hoekje in de kippenren met haar kop in haar veren en dachten we: die trekt het niet lang meer. Maar steevast knapte ze weer op. We zijn de tel kwijt geraakt hoe oud ze precies was, maar ze overleefde al haar jongere collega’s.
Kipje. Ze mocht los in de tuin, weigerde om in het hok te slapen en legde af en toe nog een verloren eitje. De kat ging voor haar aan de kant. Ze zat elke ochtend voor het raam en als we de schuifpui open lieten staan, loerde ze of ze niet stiekem kon binnenglippen om de kattenbrokken op te eten. “Kipje!!!! Ksssht!!!” Dan lag er uit protest een kippenkakje op de stoeptegels en met brutaal gekakel ging ze dan wat verderop in de perken scharrelen. Ik heb haar verwenst, die verdomde rot-hen, terwijl ik mijn stoep stond te schrobben. “Ik zou kippensoep van je moeten maken!” heb ik tegen haar geschreeuwd toen ze zich tegoed deed aan de jonge hosta. Vervloekt zelfs, toen ik bijna over haar struikelde. Ze was blind als…ja, een kip, dus.
En toen ging ze dood. Zomaar. Plots. RIP Kipje.
Nooit gedacht dat je kippenstront op je stoep bijna kan gaan missen.
Claudia Nieuwenhuizen