Ik rijd op een doordeweekse dag op een typische Vlaamse steenweg. Het is heet. Een stralende zon staat hoog in de wolkenloze blauwe hemel, maar in de auto zorgt de airco voor verfrissing. Het is best druk, avondspits. Ik kom uit een andere hoek dan ik gewoon ben en vraag me af hoe ik de drukte van Pennenzakkenrock kan omzeilen. En zo verdwalen mijn gedachten verder in de zoektocht naar de juiste route naar Mol, mijn eindbestemming. Een omwegje dan maar. Een vrachtwagen is me net voor. Was ik hem maar voor geweest, want dat kost me een paar minuten … Ik mijmer verder tegen 60 per uur over het hete asfalt. Moet die vrachtwagen niet eens afslaan? Kan ik er voorbij? Te veel tegenliggers. Ik voel een drang om toch tegen de maximumsnelheid te rijden, maar dat gaat dus niet.
Ik leg er me bij neer en vind het best comfortabel om gewoon rustig te rijden. Ik geraak er zo ook wel. Volgens de gps heb ik tien tot vijftien minuten op overschot. De vrachtwagen mindert vaart; verderop is een zebrapad. Ik blijf op afstand en bekijk eerder onverschillig en onbewust de situatie. Tegenliggers stoppen, vrachtwagen staat bijna stil. Ik zucht, maar heb geen haast. Ik zie dat een Mercedes uit een straat links voor me de weg op wil. Hij denkt hetzelfde als ik daarstraks: kan ik nog snel voor dat gevaarte …? Hij maakt een andere inschatting en schiet er nog net voor in. Gewaagd! Heel gewaagd! Het risico om vooruitgeduwd te worden door een tientonner op wielen zou ik niet nemen… De vrachtwagen stopt bruusk. De lading wordt danig door elkaar geschud. Even later komt een fietser over het zebrapad. Hij fietst langs me door; ik kijk hem in de ogen. Is hij net door het oog van de naald gekropen? Blijkbaar wel, want iets heeft indruk gemaakt op de chauffeur voor me. Die vertrekt nog niet. Zijn claxon verwoordt secondenlang zijn ongenoegen over de Mercedes. Dan trekt hij heel langzaam weer op, rijdt nog trager dan net en komt twee km verder helemaal tot stilstand als er opnieuw een fietser in zicht is.
Eén gebeurtenis en minstens vier verschillende belevingen. Bij mij moet het even binnenkomen voordat ik doorheb dat zich hier net bijna een drama heeft afgespeeld. En dat op mijn doodste gemak, in mijn mijmeringen… Het zindert door in mijn bewustzijn. Ik heb te doen met de man voor me, die plots de Mercedes zag opduiken en het voor zich zag gebeuren. In mijn verbeelding zie ik hem zitten: zijn hart klopt overmatig hard en snel, zijn hele lichaam trilt, hij moet even slikken en diep ademhalen voor hij verder kan. Bij de fietser zie ik de angst nog in de ogen, maar hij kan niet anders dan verder fietsen alsof er niets aan de hand is. En de man in de Mercedes? Wat vertelt die straks thuis? Begrijpt hij dat hij voor een paar minuten tijdswinst net mensen in levensgevaar bracht of lacht hij dat weg?
Het had anders kunnen zijn. Als de gebeurtenissen van daarnet met een paar seconden verschoven zouden zijn, dan: vloog er een fiets door de lucht, sprong ik uit de auto, liep ik naar voren, zag ik een plas bloed, een opengereten ribbenkas, knoken die uit een lichaam steken, een auto die wat verderop tegen een boom tot stilstand kwam, de paniek in de ogen van de lijkbleke man achter het stuur van de vrachtwagen. En ik zocht naar mijn gsm, naar een nummer, probeerde helder te denken… was hulpeloos. Andere mensen sprongen uit de wagen, roepen, schreeuwen. Verwijten naar de Mercedes-bestuurder. Maar iedereen even hulpeloos.
Maar nu: niets gebeurd; rijd maar verder.
Raar!
Jan Verheyen