Ik heb een klimmaatje. Hij is niet alleen mijn vriend, maar de beste kameraad van iedereen, van Jan en alleman dus. Tegen wil en dank doet hij aan muurklimmen; anders was hij natuurlijk ook geen klim-maatje! Hij doet het een beetje tegen zijn zin. Hij hoeft eigenlijk niet hoger te komen. Hij is tevreden met waar hij geraakt is…
Desalniettemin wordt hij omhooggeduwd. Door ons allen wordt hij stilzwijgend verder naar boven gestuwd. Omdat hij dat niet wil, begint hij te roepen: dat het niet nodig is om hoger te komen; dat het daarboven gevaarlijk wordt; dat we tevreden moeten zijn met waar hij zich nu bevindt; dat hij niet meer terug durft, eens hij boven is…
En wij roepen terug: “Doe niet flauw, we zijn in een klimhal. Dat is hier de bedoeling!”. En hij repliceert: “Hoezo? Waarom? Ik hoef toch niet per se tot aan het plafond te komen? Tot hier is goed genoeg”. Maar wij moedigen hem aan om toch verder te gaan. Hij gaat weer een stapje verder, een trapje hoger. Meteen wordt het warmer in de hal. Dat zijn we ondertussen al gewoon. Met elke centimeter naar boven wordt het een beetje warmer. Wij blijven hem aanmoedigen.
Maar hij is er duidelijk niet mee opgezet. Hij begint met van alles naar ons te gooien en schreeuwt dat hij nog veel meer onheil op ons zal laten vallen als we hem nog verder omhoog dwingen. Maar wij doen door. “Allee, komaan, niet opgeven!” We zijn zelf al lang vergeten waarom we zo graag willen dat hij hoger klimt.
Stilaan beginnen sommigen zich toch vragen te stellen. Je ziet op de begane grond dat er zich groepjes vormen. Er zijn er die met onze klimmaat mee beginnen te roepen. De meesten horen het, maar draaien eens met de ogen. Anderen keren hun rug toe en steken vingers in hun oren. Nog anderen roepen terug dat het allemaal niet waar is en dat ze zich er niets van aantrekken. Een enkeling stapt gewoon weg.
Ondertussen blijft hij hangen aan de muur en wordt hij nog steeds door een onzichtbare hand stilletjes omhooggeduwd, waarmee de temperatuur verder toeneemt. Hij zal alleen maar harder schreeuwen en meer naar beneden gooien. Dat gaat pijn doen en we gaan dat ooit moeten opruimen. We weten het wel, maar trekken ons er niet zo veel van aan. Dat is op dit moment het gemakkelijkst. Het zijn zorgen voor later…
Raar om op deze manier met onze klimmaat om te gaan, want hij wil onze beste vriend zijn. Misschien luisteren we dan beter ook eens naar hem. Wellicht heeft hij een goede reden waarom hij niet verder wil klimmen.
Jan Verheyen