In
Grote Brogel is vanmorgen tijdens een persconferentie uitleg gegeven over wat een belangrijke archeologische ontdekking wordt genoemd: resten van een religieuze
cultusplaats en van een
heilig bos, die dateren uit de overgang van de Keltische periode naar de Romeinse tijd, vermoedelijk uit de eerste eeuw voor Christus. Op het terrein, dat ontdekt werd door een ballonvaarder met belangstelling voor archeologie, hebben archeologen van het agentschap Onroerend Erfgoed al veel gevonden.
De grootste cultusplaats bevond zich
op een heuvelrug met een oppervlakte van 2,3 ha. Verspreid over de volledige heuvel werden bijna 1000 metalen vondsten uit de Romeinse tijd aangetroffen: meer dan 300 munten, 340 mantelspelden en 26 armbanden in brons. Verder werden vingerringen, haarspelden, paardentuig en enkele miniatuurvoorwerpen opgegraven. De vroegste munten wijzen op een datering in de 2de helft van de 1ste eeuw v. Chr., één of twee decennia na de verovering van onze gebieden door Caesar.
Munten, mantelspelden en armbanden zijn typische offergaven voor heiligdommen uit deze periode. Het gaat dus zeker om voorwerpen die geofferd werden aan één of meerdere godheden. De grootste concentratie aan offers bevond zich in de omgeving van een
vierkant monumentje. Het gaat om een greppeltje in de vorm van een vierkant met een zijde van 4,4 m, waarvan de hoeken perfect op de 4 windrichtingen georiënteerd zijn, met een ingang in de zuidelijke hoek. Vermoedelijk speelde dit monumentje een belangrijke rol vanaf het ontstaan van de cultusplaats, gezien de grote concentratie van offers in de omgeving ervan. Ook de vondst van een
miniatuurhamertje in brons is interessant: anders dan vele andere miniatuurobjecten die naar meerdere godheden kunnen verwijzen zijn miniatuurhamertjes wellicht typisch voor de god Silvanus. De Gallo-Romeinse Silvanus is een samensmelting van de Keltische Sucellus en de Romeinse Silvanus. Hij beschermt vooral de gebieden in de marge van de samenleving zoals bossen en wilde plaatsen, maar ook velden en wijngaarden.
Alles wijst erop dat dit geen gewone cultusplaats was, maar dat het waarschijnlijk over resten van een
heilig bos gaat - een bos waarvan men dacht dat de goden er in woonden en waarin dan ook geen mensen toegelaten werden. De argumenten hiervoor zijn de verspreiding van de vondsten over de volledige heuvel, het ontbreken van een afbakening van deze cultusplaats, het niet monumentaliseren van het heiligdom in de 2de helft van de 1ste eeuw, het feit dat de vondsten zich blijkbaar niet in offerkuilen bevonden en de overweldigende informatie uit antieke bronnen (oa. Strabo, Lucanus, Plinius, Dio Cassius) en inscripties over het belang van heilige bossen vóór en tijdens de Romeinse periode.
Tijdens een tweede opgravingscampagne werden talrijke
offerkuiltjes aangetroffen met verbrande offers, aardewerk, meer dan 150 munten, 380 mantelspelden en 35 armbanden waarvan de meeste volledig zijn. Heel interessant voor de archeologen zijn de kuiltjes met verbrand dierenbeen, die duiden op het houden van rituele maaltijden op de cultusplaats, of die mogelijk het resultaat zijn van het offeren van dieren, die later verbrand werden.
Het grote aantal vondsten op de site, de vroege datering en de aard van de sporen en vondsten maken deze cultusplaats van
internationaal belang voor het bestuderen van de religie en de rituele praktijken in deze belangrijke overgangsperiode.
Volgens het agentschap Onroerend Erfgoed gaat het hier om de rijkste cultusplaats ooit opgegraven in Vlaanderen.
Het Gallo-Romeins Museum in Tongeren bekijkt of men daar de collectie kan opnemen.
Op de foto's: boven: een deel van het opgravingsterrein;
onder: vlnr een Romeinse mantelspeld in een koperlegering; een munt in koperlegering uit Lyon met afbeelding van keizer Nero (64-68 nC) (l.), en een munt met een afbeelding van het altaar van Providentia (r.); een mantelspeld in een koperlegering met een emailversiering in de vorm van een schildpad; en het miniatuurhamertje, een votiefoffer voor de god Silvanus.
(Foto's Kris Vandevorst & Onroerend Erfgoed)