De vrederechter van Gent kreeg te maken met een discussie over huurgelden, uithuiszetting en nietigheid van een huurcontract in verband met een pand in de Pieter Vanderdonckt-doorgang in Gent. Op het eerste zicht een banaal huurgeschil, waar de vrederechter wel raad mee zou weten. Niet zo, vond de vrederechter.
Pieter Vanderdonckt mag dan in 1839 in Gent hebben deelgenomen aan de gemeenteraadsverkiezingen voor de Orangisten oftewel de ‘Vrienden van de Orde en Publieke Rust’, het straatje is in Gent gekend als het ‘Glazen Straatje’, vanwege de raamprostitutie. Volgens de vrederechter ‘het epicentrum van het prostitutiebedrijf’. ‘Als ik als vrederechter recht zou spreken in dit geschil, zou ik meewerken aan de handhaving van een bordeel’, aldus de vrederechter. Een procespartij kan wel beweren dat prostitutie niet zo erg is, dat zij te goeder trouw is en handelt zoals het een goed huisvader betaamt, maar het is niet aan de vrederechter om bonafide en malafide bordeelhouders te onderscheiden. Prostitutie is soms verbonden met geweld, drugs en mensenhandel. Hoe kan een vrederechter de bokken van de geiten scheiden? De betrokkenen moesten weten dat het ging om verhuur van kamers voor prostitutie. Het Glazen Straatje is voor iedereen een begrip en de extreem hoge huurprijs laat niets aan duidelijkheid te wensen over. ‘Justitie is er niet voor wie niet zuiver in zijn schoenen staat en de hulp van een rechter onwaardig is’, aldus de vrederechter en hij stuurde de beide rechtzoekenden wandelen.
Jan Bouly
(De auteur is advocaat)