Een paar weken geleden was ik in de buurt van Genève. Buiten het prachtige meer, de besneeuwde toppen van de MontBlanc en een huizenhoge waterspriet, zag ik niet echt iets waar mijn aandacht door werd getrokken. Tot Tripadvisor aangaf dat Genève, naast belachelijk dure koffietentjes, ook het modernste wereldwonder huisvest. CERN, de deeltjesversneller is een enorme cirkelvormige buis, honderd meter onder de grond waar wetenschappers helemaal blij van worden. Ik ben geen wetenschapper, sterker nog, ik heb altijd een afkeer gehad van de exacte vakken op school. Ik ben meer van de letters dan van de cijfers. Maar ja, als je er dan toch bent…
We stapten het bezoekerscentrum in en werden doorheen allerlei modellen en videoprojecties geleid om een heel klein beetje te leren begrijpen wat dat nu eigenlijk betekent, die kwantumfysica. Er werd door enthousiaste nerds uitgelegd hoe een quark zich gedraagt en hoe revolutionair de ontdekking van dat higgsdeeltje wel is.
Ik voel me altijd erg dom als het om natuurwetenschappen gaat en deed erg mijn best om er chocola van te maken. Tot een van de gidsen uitlegde dat jij en ik, maar ook de stoel waarop je nu zit, werkelijk alles, is opgebouwd uit dezelfde legoblokjes die al sinds het prille begin rondzwemmen in het heelal. Dat we in feite 14 miljard jaar oud zijn. Dat er misschien wel kleine stukjes sterrenstof in je lichaam wonen. En hoewel ik niks begrijp van hoe of waarom dat zo gekomen is, vind ik het een heel poëtisch idee dat we maar even in deze vorm op dit blauwe puntje in een uithoek van die grote ruimte zijn en -wie weet- ooit weer deel uit zullen maken van iets heel anders. Dat we dus nooit echt sterven, maar er altijd al waren en er altijd zullen zijn. Dat we niet eens weten hoeveel we nog niet weten, maar dat we in de verre omgeving, voor zover bekend, de enige wezens zijn die daarover nadenken en voelen. Wezens die zich navelstarend afvragen waarom ze hier zijn en zich o zo klein en betekenisloos kunnen voelen in het grote plaatje. Terwijl we op zich ook een wandelend universum zijn. Mijn hoofd duizelt en mijn hart huppelt.
Nooit gedacht dat poëzie en kwantumfysica op elkaar lijken. Als de leerkracht natuurkunde me dat destijds had verteld, was ik misschien wel wakker gebleven in de les.
Claudia Nieuwenhuizen