De Noordzee kietelt aan mijn tenen, een strakke westenwind zandstraalt mijn gezicht, mijn blik rust op de oneindige leegte voor mij. Ik sta op het uiterste puntje van Nederland, in een minimalistische landschap. De lucht, het strand en de zee van Schiermonnikoog zijn te reduceren tot een paar lichtgrijze, horizontale strepen. Hyperrealistische, abstracte kunst. Zo weinig te zien en toch kan ik er uren naar kijken.
Komt het door de zilte lucht? Door het gebrek aan overbodige prikkels? Door het gestage ritme van de golfslag? De zee roept altijd iets bij me op. Iets weemoedigs of troostend. Iets van ontzag ook. Misschien is het wat sommige mensen in een religie vinden? Ik kan het niet precies benoemen, maar het is een onmiskenbaar gevoel van respect en dankbaarheid zoiets te mogen aanschouwen. Hier te mogen staan, met mijn neus in de wind, de schuimkoppen rond mijn enkels. Klein mens, grote zee.
Even helemaal alleen met je gedachten, die weg mogen waaien als het zand dat over het strand raast. Alle grote en kleine bekommernissen worden opgetild en spoelen mee met de golven. Je voelt je weer heel even een onderdeel van een groter geheel, niet meer of minder dan de schelpen onder je voeten of de meeuw die op de wind lijkt te balanceren. Onderworpen aan de elementen, ben je pas echt in je element.
Ik wandel verder langs de branding en steek een schelpje in mijn zak. Zo houd ik haar nog even bij, de zee. Voor als ik weer thuis ben, ver van de kust.
Claudia Nieuwenhuizen