Trammelant in horecaland. Begrijpelijk! Vanaf 8 mei mogen de terrassen open maar hoe zit het dan met die zaken die geen terras hebben of waar de ruimte ontbreekt om een eentje te zetten? En als het niet rendabel is ? Vragen genoeg! En dan komt het ‘Belgisch weer’ ook nog meespelen. Allemaal factoren die tot ongenoegen, tot terrasambras, leiden. “Drink in weer en wind een lekkere pint”, dat is mijn slogan. Je moet wel je voorzorgen nemen want alhoewel de maartse buien en aprilse grillen voorbij zijn, kan het weer in mei nog flink zijn stekels laten voelen. Denk maar aan de ijsheiligen. Ik zal in ieder geval voorbereid zijn. Mijn overlevingskit heb ik in een grote rugzak gestopt met daar in onmisbare attributen zoals een tentje, reservekleding, een muts of een pet en een paraplu. Stevige schoenen en warme kledij dragen zijn een must. Als het er dan op lijkt dat ik op overlevingstocht vertrek, dan is dat maar zo. Ik wil de horeca helpen overleven. Mij zullen ze niet verrassen als ik achter mijn pint zit en het weer laat me in de steek. Ik heb beschermingsmateriaal genoeg mee om de weergoden te trotseren. Geen inspanning is mij te veel om cafébazen en –bazinnen en restauranthouders niet in de kou te laten staan al moet ik daarvoor zelf veel kou doorstaan. Ik kom nog eens terug op een uitspraak die ik vorig jaar deed. Toen was mijn suggestie dat bij heropening van de horeca de prijzen van consumpties gerust met wat eurocenten mochten stijgen. Ik blijf daarachter staan. “We betalen een beetje meer en stilaan komt de sfeer van vroeger weer”. Ik voel me nu een beetje beroerd dat ik de draak steek met de horeca, een sector die het bijzonder moeilijk heeft. Eigenlijk moet je deze Losse Flodders omgekeerd begrijpen. Ik ben fan van de horeca. Een samenleving zonder horeca is als een spa rood die spa blauw is geworden. Er bruist niets meer. Moge 8 mei een keerpunt worden, een vertrekpunt naar betere tijden en zeker voor de horeca.
(Martin Vanierschot)