Weet je nog hoe wij uitkeken naar een vrije schooldag? En hoe intens gelukkig we ons voelden als die dag vrijheid een beetje onverwacht kwam? Omdat de leerkrachten naar een verschoven pedagogische studiedag moesten bijvoorbeeld. Zo een dagje vrijaf opende eindeloze horizonten. Weg uit die duffe klaslokalen! Geen muren meer rond je met landkaarten en leerrijke of stichtende prenten, de ene al onnozeler dan de andere!
En de vakanties dan! Twee weken met Kerstmis en twee met Pasen. En hopla, daar kwam later ook nog een hele week bij met Allerheiligen en nog maar eentje als de krokussen hun kopjes voorzichtig boven de grond staken. Om van de eindeloze zomervakantie nog te zwijgen. Eindeloos bij het begin ervan tenminste. Maar o wat was die snel voorbij gegaan, stelde je op 1 september beteuterd vast.
Helaas, ook hier heeft Covid-19 stevig aan de boom der zekerheden geschud. Ik sprak gisteren met een buurjongen. Veertien is hij. En hij vertelde me dat hij zich stierlijk verveelde. Zelfs zijn elektronische speeltjes konden hem niet meer boeien. Hij wou bij zijn vrienden zijn. Of misschien wel bij een vriendinnetje. Ja, dat hebben ze op die leeftijd al! Hij wou terug naar school. Iets leren wou hij, zonder dat hij daarvoor uren naar een scherm moest zitten turen. De vakantie duurde hem veel te lang. Neen, dat is een gevoel dat wij vroeger helemaal niet kenden.
Zowat de enige grafiek die de laatste maanden naar boven ging was die van het aantal geboortes in Vlaanderen. Hoe dat dan komt? Ik hoorde een gynaecologe – en gynaecologen zijn vaak verstandige mensen - op de radio orakelen dat mensen die zich vervelen, gekke dingen gaan doen. Ze proberen gezelligheid te creëren. En van gezelligheid komen grote gezinnen. Dat stond als een paal boven water, zei ze. Maar er lopen al te veel mensen rond op deze aardbol! Waar moeten ze straks allemaal blijven? Want te veel mensen in een te kleine ruimte worden dan weer vijanden van elkaar. Binnen de kortste keren staan ze elkaar naar het leven en slaan ze elkaar enthousiast de kop in.
Homo homini lupus (vrij vertaald: mensen worden wolven voor elkaar) wisten ze in het oude Rome al.
Ja, ik word er niet vrolijk van. En dan hebben wij hier aan deze kant van de meet nog wat meer bewegingsvrijheid dan onze beklagenswaardige vrienden in Nederland. Daar worden ze al om vijf uur ’s avonds hardvochtig uit hun stamkroeg gejaagd. Onze afscheuring in 1830, hoe betreurenswaardig ook, levert nu dan toch één positief kantje op.
Chel DRIESEN