De meerderheid van mijn lezers weet wel dat een minimum aan aandacht voor de taal die we gebruiken één van mijn stokpaardjes is. Een correcte spelling is weliswaar ook belangrijk, maar enige zin voor elementaire hygiëne aangaande woordkeuze en zinsbouw is toch wel cruciaal. ‘Noemen’ zal nooit hetzelfde betekenen als ‘heten’, een werkgever die – zij het met de dood in het hart – zijn bediende moet ‘ontslagen’, slaat de taalbal volkomen mis en het meervoud van ‘handvat’ is m.i. ‘handvatten’. Zo van: “Gelukkig zaten er handvatten aan de biervaten.” Er zitten nooit handvaten aan biervatten.
Woensdag op de wekelijkse markt viel ik nog maar eens ten prooi aan gekwetst taalgevoel. Ik hoorde ongewild flarden van het gesprek tussen twee dames die koers zetten naar een kledingkraam. Ze zochten een ‘sweater’. Over een beige ‘sweeter’, met een lange i-klank, hadden ze het. Ja sorry, als het dan ook nog over oorspronkelijk Engelse woorden gaat, wordt het moeilijk voor me om de uitspraak schriftelijk weer te geven. ‘Sweater’ komt van ‘sweat’, niet van ‘sweet’! Overigens, en dit geheel ter zijde, door haar broek heen tekende zich bij één van de kooplustigen haar minuscule ondergoed duidelijk af. Brrr! Zulke kleren bij dit weer! “Behalve een sweater heeft die vast ook een warme wollen winterstring nodig”, dacht ik nog. Maar dat heeft niks met taal te maken. (Wel een leuke alliteratie, toch?)
En dan die twijfel zaaiende klemtonen! Een slecht voorbereide en ongeconcentreerde commentatrice bij een TVF-documentaire eergisteren, liet zich duidelijk verrassen door de autocue. Luipaarden en leeuwen noemde ze bij herhaling ‘katachtigen’, terwijl het toch diersoorten zijn die op katten lijken. Katachtigen dus. In de woning van haar Afrikaanse gids lag volgens haar een hyenavel onder het salontafeltje. Nu sta ik in de douche wel eens met een wattenstaafje in mijn pluisnavel te vissen (ja, geef het maar toe, jij toch ook) maar een hye-navel was me niet bekend. En bij de vrome dorpelingen waar ze te gast was, eindigde elke zondagsdienst in een ingetogen massagebed. Nou!
We hebben er zelfs een naam aan gegeven, aan die klemtoonfouten, ‘bommelwoorden’ noemen we ze, een allusie op de verkeerde uitspraak van de ooit verschenen krantenkop ‘Bommeldingen in een school!’ Bedoelden ze bommel-dingen of bom-meldingen?
Nog wat voorbeelden? Zou een ‘bisschopsmijter’ ergens in een obscuur hok van het Vaticaan met gestrafte kerkleiders smijten? Mijn vader, een verwoed pijproker, bewaarde zijn pijp wel eens in een pijpetuitje. Is Tessa Wullaert van Inter Milaan en ons nationale voetbalteam een voetbalster of een voetbalster? Blijf je na het schilderwerk zitten met een hoop verfrommel? Wat gebeurt er toch met de letters die ik op mijn toetsenbord intik? Is dat verspringen of verspringen wat ze doen op het scherm? Gaat een ‘tabaksteler’ aan de haal met andermans rookgerief of zorgt hij er juist voor dat ze zich kunnen bevoorraden? Waarom hebben Nederlanders het toch altijd over dementie terwijl het in Vlaanderen over dementie gaat?
En natuurlijk hebben wij gelijk! Het is toch ook detentie, competentie, urgentie en clementie! Niet dan?