Zou er iemand zijn die in mijn persoonlijke wederwaardigheden geïnteresseerd is? Als columnist probeer je het net niet te vaak over jezelf te hebben. Maar nood breekt wet. Ik ben helaas al tweeëneenhalve dag afgesloten geweest van alle inspiratiebronnen. De Muze is weg! Ik zal het deze keer helemaal zelf moeten doen.
Het is al bijna drie dagen prachtig weer, toch? Maar ik zit al twee dagen binnen te koekeloeren. Mooi woord toch, koekeloeren! Wist je dat de Suid-Afrikaanse Uitsaaikorporasi, de tegenhanger van onze VRT in Zuid-Afrika, in 2001 het programma ‘Big Brother’ op het scherm bracht onder de titel ‘Grote Broer Koekeloer’
(Grote Broer houdt je in de gaten)?
Hoe dat dan komt? Ik zal je eerst vertellen wat ik in die achtenveertig uren heb zitten doen. Daarna komen we tot het ‘waarom’. Oké?
Gisteren, donderdag, heb ik niks van betekenis uitgevoerd. Het grootste deel van de dag bracht ik in horizontale toestand op de sofa door. Nee, slapen ging niet echt. In eten had ik geen zin. En van de twaalfenveertig TV-stations was er geen enkele die iets hartverheffends bracht. Bovendien heb ik geen verzorgend personeel in dienst. Ik lag daar maar, leed pijn en berustte zuchtend. Weet je hoe lang een dag dan duurt?
Vandaag ging het iets beter. Ik kreeg bezoek van mijn dochter en haar man en ontving telefoontjes van vrienden die zich afvroegen wat er toch gebeurd was. Eentje was erbij die me een beetje uitlachte. De bezorgd verwijtende blik van mijn dochter maakte mijn stemming, die net aan een herstelbeweging bezig was, toch weer iets somberder. Ja, ik zag het in: ik ben een oen. Ik had naar de dokter moeten gaan.
Net nu verschijnt het gezicht van Donald Trump op het scherm. Wat een zonnetje zeg! Je ziet toch zo dat die niks mispeuterd heeft!
O ja, ik moest nog vertellen wat er gebeurd is. We schrijven woensdag 7 juni 2023. Namiddag. Ik heb nog eens een brief die ik, op voorhistorische wijze, per post wil versturen. Weet je wel? Met zo’n zegel. Het weer is mooi, dus ik haal mijn fiets van stal en begeef me naar het postkantoor in de Vreyshorring. Blaadje zegels kopen (wat zijn die duur geworden zeg!), op de envelop plakken, in de brievenbus stoppen en terug naar huis. Maar,
aus dem heiteren Himmel, begint het plots te regenen. Flink te regenen. Het opgewaaide zand op de weg wordt een laagje modder. Mijn voorwiel schuift weg, het achterwiel volgt gedwee. Even later stel ik vast dat ik versuft aan het recht kruipen ben. Dat lukt niet zo goed. Resultaat: een groot gat in mijn trui, mijn bril (onbeschadigd) in de haag aan de andere kant van de weg, paarse linkerflank, een grote schaafwonde op mijn kop, pijn in mijn nek, slijk op mijn kleren. Even rondkijken of iemand het gezien heeft! Gelukkig niet: mijn gezicht is gered. Als ik binnen geraakt ben, prop ik al mijn kleren in de wasmachine. ’s Anderendaags blijkt daar mijn portefeuille - met daarin alles wat er aan kaarten bestaat - ook nog in te zitten.
Weet je wat die vriend van me vroeg aan de telefoon? Of ik mijn helm dan niet op had. Neen dus. “Dan is die tenminste niet kapot”, zei hij!
Voortaan zal ik hem dragen als ik fiets.
Chel DRIESEN