Een kroontjespen gebruikten we toen nog. En om de vijf letters moest je die doppen in de inktpot die in je lessenaartje ingebouwd zat. Daar zat een schuifdekseltje op, om te beletten dat er iets in viel wat daar niet thuishoorde. Eén keer heb ik een vlieg van de verdrinkingsdood gered. Ze was erin gesukkeld nadat ik haar met een paar snelle handbewegingen had proberen te vangen. Het was dus mijn schuld dat ze in die zwarte smurrie lag te spartelen. Mijn opspelend geweten heeft haar korte leven gered! Dat ze nadien nog, na een dolle vlucht, landde op het dure hemd van een klasgenoot en vervolgens op een boek van een ander kotvarken om tenslotte net niet neer te strijken op het voorhoofd van meester Aerts en daar een vrijwel onuitwisbaar merkteken achter te laten, was meegenomen pret. Nu ik erover denk: ik geloof niet dat ik echt goed opgelet heb in die les.
Maar ik wou het eigenlijk hebben over de zin die we toen, tongpunt uit de mond, op 1 september 1955 in ons mooiste handschrift bovenaan op de eerste bladzijde van ons nieuwe schrift schreven. Elke week moesten we wel een paar keer tijd besteden aan kalligrafie. Wij wisten toen nog niet dat het zo heette. ‘Schoonschrift’ noemden wij het. En hier is-ie dan eindelijk, die zin. Wij schreven: “Goed begonnen is half gewonnen”. Scholieren die tijd over hadden, mochten daar dan ook nog “J.M.J.” (Jezus, Maria, Jozef) onder schrijven. Sommigen, die hun kroontjespen wat te diep in de pot doopten, met afschuwelijke vlekken tot gevolg, moesten wel drie keer opnieuw beginnen. Hun schooljaar was dus al half naar de knoppen voor ze begonnen waren.
Ik zou die zin trouwens willen aanpassen. Ik zou nu schrijven: “Op tijd begonnen, is half gewonnen”. Want het is weer zo ver. Het is nu zaterdag kwart voor negen. De tekst voor dit stukje had vannacht om 12 uur binnen moeten zijn. Ik kon er mezelf maar niet toe gedwongen krijgen om achter dat computerklavier plaats te nemen. En ik kan geen enkele valabele verontschuldiging bedenken! Ja, ik wou mijn column deze keer wijden aan de avonturen van Staatssecretaris van Gelijke Kansen, Sarah Schlitz. En ik zat gespannen op het volgende nieuwsbericht te wachten waarin haar twaalfendertigste blunder gemeld werd. Maar ik geeft het toe: als excuus voor mijn schrijfluiheid is dat maar mager.
Het is toch ook nogal wat, niet dan? Een federale Staatssecretaris van Gelijke Kansen wier basiskennis van de taal van 64% van de bevolking volkomen ondermaats is! Haar eerste publieke toespraak was eentalig in het Frans, door een tolk voor gehoorgestoorden vertaald naar de Franse gebarentaal. Ze was, als Staatssecretaris van Gelijke Kansen, betrokken bij een betoging waar mannen niet toegelaten(!) werden. Ze stond in de Kamer van Volksvertegenwoordigers te liegen dat ze zwart zag en stapt nu alleen maar op om efficiënter te kunnen strijden tegen
‘seksistisch en seksueel geweld, gepleegd door politieke mandatarissen’. Groen boegbeeld Myrem Almaci haastte zich om haar een flinke duw in de rug te geven met de mening dat het geen toeval is dat het altijd maar vrouwen zijn die ontslagen worden.
Is het jullie opgevallen dat ik het woord ‘woke’ tot hier toe niet één keer gebruikt heb?
Chel Driesen