Wie mij een beetje kent, weet wel dat ik een vrij Bourgondische levenswandel leid. Ik houd van lekker eten en zal, zoals zoveel van mijn vrienden, een pittig glaasje op zijn tijd niet versmaden. Maar, heb ik bij herhaling verkondigd, ik kruip niet achter het stuur met teveel op. En ik heb me aan die stelregel altijd heel behoorlijk gehouden.
Op het kot van een vriend van een van mijn studerende kinderen hing de volgende tekst boven zijn bureau: ‘Why drink and drive when you can smoke and fly?’
(Waarom zou je drinken en rijden, terwijl je kunt roken en vliegen?) Volslagen onzin natuurlijk, die regelrechte publiciteitsslogan voor de toch al welig tierende wietconsumptie. Of je nu zo stoned als een garnaal achter het stuur zit, of met een flinke neut op, het kan geen van beide! Trouwens, je kunt van wiet niet vliegen. Het is een slecht sprookje: het sprookje van Hasje en Wietje!
Een heel goeie vriendin vierde gisteren haar 77ste verjaardag. Het was eigenlijk al wat laat om er nog naartoe te rijden, maar als je bloemen meeneemt, gaan ze niet denken dat je het vergeten bent!
Ik dacht aan die magneetsticker op mijn koelkast die ik pas van mijn kleindochter kreeg: “I’t’ s better to be late, than to arrive ugly.”
(Het is beter wat te laat te zijn dan onverzorgd te arriveren.) Vlug even de grens over dus naar een winkel waarvan ik wist dat ze mooie ruikers verkochten. En ze hadden echt prachtige! In die winkel was er een stand waar klanten een nieuw likeurtje konden proeven. Wil het toeval toch zeker dat ik bij die stand een oude vriend ontmoet die ik al een hele tijd niet gezien had. “Borreltje, Chel?” vroeg hij. En daarna volgde er nog een halfje. Toen ik even later trots met mijn bouquet naar mijn eigen land reed, werd ik nog voor de brug naar de wegkant gedirigeerd. Wel zes politieauto’s stonden er. “Douane- en politiecontrole, meneer”, zei een vriendelijke uniformdame. “Boordpapieren graag, rijbewijs en identiteitskaart.” En of meneer gedronken had?
Hoe dan ook en om een te lang verhaal kort te maken, het toestel waarin ze me lieten blazen, duidde aan dat ik net boven de grens zat. “Kon dat wel, na anderhalf likeurtje?” “Jazeker”, zei een andere bromsnor. “Zeker als je het pas gedronken hebt.”
Ik mocht mijn maagdelijk rijbewijs drie uur lang inleveren. Ja hoor, ik ben thuis geraakt. Een goede vriend heeft dat geregeld. En mijn rijbewijs heb ik ook al terug. Maar vanaf nu leg ik mezelf onverbiddelijk nultolerantie op!
Chel DRIESEN