Wij woonden in Mariakerke, op nog geen kwartier van de zee. In de grote vakantie trokken we gepakt en gezakt met ons vijven naar het strand. Als ik me goed herinner verbleven we daar een hele dag. Moeder gaf ons twee belegde boerenbroden mee, want aan zee kreeg je honger van de zeelucht. "Door die goeie lucht," zei moeder, " eten ze gelijk dijkendelvers." In een geblutste ijzeren bidon van pa kregen we koude koffie mee. Water was in die tijd nog niet zo erg in trek.
Mijn zussen bouwden op het strand een zandwinkeltje waar ze papieren bloemen te koop aanboden. Die bloemen hadden ze thuis zelf gemaakt van crêpepapier. Je kon de bloemen alleen kopen met schelpen. De prijs varieerde van een handvol tot drie handvol schelpen. Een 'panier' werd dat genoemd, op zijn Frans. Ik werd er dikwijls op uitgestuurd om in de winkels van de concurrentie te gaan shoppen. Met een emmertje schelpen trok ik dan over het strand op bloemenjacht. Zo werd onze winkel aangevuld met nieuwe modellen.
Wat we op het einde van de dag met onze opbrengst deden, weet ik niet meer. Ik geloof dat we ons geld gewoon teruggaven aan de bank, zijnde de zee. We kenden toen nog geen schaarste-economie.
Jef LINGIER