Ik was een frêle, teruggetrokken ventje dat in de tuin met modder kastelen bouwde en met de poppen speelde. Op zekere dag legde ik mijn pop in het poppenbedje dat vader zelf getimmerd had. Ik haalde er de triplexplank uit en ging er tegelijk in één beweging met mijn twee voeten tegelijk op staan. Ik had er niet bij stilgestaan dat mijn vingers onder de plank zaten. De wet van de zwaartekracht was mij nog niet bekend. Resultaat: mijn vingers werden geplet door mijn eigen gewicht. Ik schreeuwde moord en brand. Vader zat toen juist op het toilet, zo’n WC met een pot boven een gat in de grond, dat buiten op de koer stond en waar vaak van die blauwachtige vliegen rond cirkelden.
Vader begreep aan het volume van de hulpkreet dat er iets ernstigs aan de hand was. Hij rende met zijn broek half opgetrokken naar binnen. Halvelings in paniek zette hij me op het kleine zitje vooraan op zijn fiets en reed zo snel hij kon naar de huisdokter. Toen hij zijn fiets tegen de gevel van de dokter zwierde en mijn vingers nog eens van naderbij bekeek, zag hij dat het allemaal zo erg niet was en reed terug naar huis. "En stop nu maar met wenen."
Jef LINGIER