Het celibaat voor priesters. Toch wel een van de krankzinnigste regels die de kerk ooit voor de bedienaars van haar leer heeft ingevoerd. En precies die ongehuwde priesters moesten dan aan hun kudde – want wat was het een kudde toen! – gaan uitleggen hoe ze hun huwelijk en – o foei! – de daarmee onvermijdelijk gepaard gaande seksualiteit hoorden te beleven. Ergens in Rome decreteerde een club in paarse gewaden getooide, vaak seniele hoogbejaarde venten – vrouwen mochten al helemaal niet meespelen – welke spelregels getrouwde gelovigen onvoorwaardelijk dienden na te leven. En de eerwaarde heer pastoor of kapelaan bracht de bindende boodschap dan wel over aan hun roedel gelovigen. Wie in de fout ging – zij wisten immers maar al te goed dat het vlees zwak is – moest dat dan maar eens komen biechten bij hen. Ha ja, regels zijn belangrijk, maar controle is belangrijker! Terwijl ze verdomme alles wat ze zelf wisten alleen maar van ‘horen zeggen’ hadden! Dat is toch hetzelfde als passagiers die in een vliegtuig stappen terwijl ze weten dat de piloot enkel heeft leren vliegen uit de jeugdverhalen van de legendarische luchtmachtheld Biggles. Overigens, vrouwen solliciteren nog steeds vergeefs in de kerk. Toch voor de echte job!
Waarom wind ik me daar nu ineens zo over op? Dat is toch allemaal al lang voorbij. O ja? Dat dacht je maar. Ken jij dan nu een getrouwde priester? Of een vrouw die tijdens de consecratie het wonder van de transsubstantiatie verricht?
Ik moest daaraan denken toen ik maandag uit mijn LP-archief een opname van ‘De Lachende Kerk’ van Fons Jansen opdiepte. Ergens in de tweede helft van de jaren zestig vertelt hij zijn publiek heet van de naald een uitzonderlijk nieuwtje over verregaande vernieuwing in de kerk. Onder voorbehoud. Het was nog niet helemaal zeker. “De curie had besloten om voortaan heel misschien het celibaat ook open te stellen voor leken!”
Mijn vriend heeft moslimburen. Lieve mensen, daar niet van. Vriendelijk en behulpzaam. Hun dochtertje komt wel eens spelen met hun oudste. Binnen afzienbare tijd krijgt ze haar eerste beha, had ze verteld. En dan meteen ook maar een hoofddoek. Dat blijkt op de een of andere manier samen te gaan. De vrouw van mijn vriend heeft voorgesteld om die hoofddoek dan maar in een pakje onder hun kerstboom te leggen volgend jaar. Naast de kribbe. Mag ze hem daar komen halen. Als dat geen openheid van geest is! Maar dan moeten die buren bij het volgende offerfeest wel één schaap verdoofd laten slachten, zodat zij daar ook onbelemmerd mee kunnen eten.
De bel gaat. Even onder het gordijn door gluren. Jehova’s Getuigen! Nee, ik weet dat het niet erg dapper is, maar ik ga niet opendoen.
Eli, Eli, lama sabachtani? (Google het maar eens.)
Chel DRiESEN