De weermannen en weervrouwen voorspellen tropische temperaturen. Er lijkt elke dag een graad bij te komen. "Het wordt bakken en braden", vertelt een collega. "Je kan een ei op de motorkap bakken. Wel oppassen met peper en zout, dat is niet goed voor de carrosserie", lacht hij. De mannen thuis heb zelfs in deze hitte graag gekookte aardappelen. Onze jongste ziet het zweet van mijn voorhoofd druppelen bij het afgieten van de patatten. Op elke schouder hangt een handdoek. Een voor het zweet en een voor de aardappelen. "Ik heb iets voor u", zegt hij. Even later komt hij naar beneden met een kleine ventilator. "Je kan deze wel niet in het stopcontact steken", lacht hij. Het hengeltje waar je aan moet draaien lijkt op dat van de grote potloodslijper die de meester vroeger aan de rand van zijn lessenaar had vastgemaakt. Je moest het vragen, als je wou slijpen. Maar ik ben alleszins blij met de ventilator. Misschien net zo blij als de meester met zijn potloodslijper.
Na het opruimen maken we een wandeling. Bij het buitenkomen ligt de handdoek nog steeds op mijn schouder. Mijn voorstel om hem gewoon mee te nemen haalt het niet. "Weet je nog dat ik naar de bakker liep met het zakje vuilnis", vertel ik. We kunnen er mee lachen. Verstrooidheid is mijn tweede naam. “Ik kan geen patatten meer zien of horen”, zeg ik. Als we even later aan een tafeltje zitten voor een koffie, heeft een jongeman naast ons het over zijn voetbalwedstrijd. “Het was een patattenveld”, zegt hij tegen zijn vriendin. “Hoezo een patattenveld”, vraagt ze. “Hebben ze daar dan…” “Nee”, onderbreekt haar vriend. “Een patattenveld zeggen ze tegen een slecht veld. Alsof ze de patatten net uitgedaan hebben.”
Onder de luifel komt gelukkig een plaats vrij. Met al die patatten.
Rudi Lavreysen