Ik had ze bijna niet opgemerkt, deze bijzondere groep fietsers. Er passeren je tijdens het wandelen immers veel mensen op een tweewieler. Wielrenners met kleurige pakjes en veel elektrische fietsers op leeftijd, die je tegenwoordig bijna sneller voorbij racen dan de kleurige koersmannen. Of gezinnen met kleine kinderen, waarbij de rechterhand van papa of mama op de schouder van de nog maar pas zonder wieltjes fietsende zoon of dochter ligt. Wat ze met elkaar gemeen hebben, naast het fietsen natuurlijk, is het babbelen. Er zijn weinig fietsers die niet aan het kletsen zijn. Het gekke is, hoe harder ze fietsen, hoe luider ze praten. Let er maar eens op bij de wielrenners. Die hoor je al van ver roepen. Alsof ze met de snelheid van het geluid moeten rekening houden.
Omdat je er zoveel ziet, had ik het bijzondere van deze groep bijna niet opgemerkt. Het waren in totaal zes fietsen, maar ze vervoerden twaalf mensen. Tandems inderdaad. Aan de blik van de achteraan zittende passagiers, kon je zien dat ze niets voor niets op die tweede zadel hun plek hadden. Ze waren allemaal blind of hadden een visuele handicap. Hun ogen hielden ze grotendeels gesloten. Maar ze luisterden geconcentreerd naar de geluiden van de omgeving en naar de stem van de man of vrouw vooraan op fiets. Die vertelde wat hij of zij wel te zien kreeg. Zo hoorde ik een man tegen zijn bijzit zeggen dat ‘het eerste groepje nu net achter de bocht verdwijnt. We halen ze zo wel in.’
Het moet een bijzondere ervaring zijn, dat je de wereld door de ogen van anderen te zien krijgt. Hoe geef je de wereld immers beeld? Als je die nooit gezien hebt? Hoe vertaal je de wereld, als je de ogen van iemand anders bent? Misschien wel mooier.
Rudi Lavreysen