"De Herfst blaast op den horen
en ’t wierookt in het hout ;
de vruchten gloren.
De stilten weven gobelijnen
van gouddraad over ’t woud,
met reeën, die verbaasd verschijnen
uit varens en frambozenhout,
en sierlijk weer verdwijnen…" (Felix Timmermans)
Je zou het echt niet zeggen als je zo door het venster het zonbeschenen park in kijkt. Maar het is weer zo ver. Volop herfst.
Alle kleurschakeringen zijn alom aanwezig. Grappige rosse eekhoorntjes rennen zich de ziel uit het lijf om toch maar zo veel mogelijk noten in te kuilen voor de winter. Het is hartverheffend om ze bezig te zien. Je moet je gemoed behoorlijk in bedwang hebben om er niet vertederd romantisch bij te worden. Zelf heb ik daar niet zoveel last van. Gewoon idiote beesten vind ik het, die eekhoorns. Stomme vlooienbakken! Ze vinden deze winter immers minder dan de helft terug van de ingegraven buit. Gewoon vergeten, de rest.
De groepjes jongeren in het park blijven ’s avonds ook minder lang. Straks moeten ze, zoals alle hangplanten, weer voor een hele tijd naar binnen. Met Sint-Maarten krijgen ze nog een poosje een bommetjesbevlieging, maar dan drijft de kou ook deze stoere bonken naar de warme kachel bij moeder.
Mijn dochter en haar man waren op bezoek deze middag. Omdat ze even op me moesten wachten, doodden ze de tijd met het rapen van tamme kastanjes onder een boom in het park. “Daar kun je lekkere soep van koken”, vertelden ons twee dames die op een bank van het zonnetje genoten. “En fantastische stoemp!” “Ik kook en pel ze”, meldde mijn dochter. “Ook echt om van te snoepen.” Dat wist ik allemaal niet.
Dat brengt me bij een verschijnsel dat je overal in Lommel kunt waarnemen, en niet alleen in de herfst. Kennen jullie Pjèr, Pierre
pour les dames? Je hebt hem zeker al eens ontmoet. Waar men gaat langs Lommelse wegen, komt men immers Pjèr wel tegen. Hij is van héél veel markten thuis. Zo heeft hij zich in de loop van zijn bestaan ontwikkeld tot een universeel erkende autoriteit op het gebied van de aspergeteelt. Maar even goed staat hij ergens leergierige politiemensen uit te leggen hoe laserpennen werken. Echt een polyvalent mens. Pas nog toonde hij me een handvol tamme kastanjes. “Dat zijn paardenkastanjes”, zei hij betweterig. “Die kun je opeten.”
Kijk Pjèr, mijn bewondering voor jouw veelomvattende kennis heeft daardoor een flinke knauw gekregen. Want tamme kastanjes zijn helemáál geen paardenkastanjes! Dat zijn wilde! En vermits je dat niet wil toegeven, kan het wel tot de volgende herfst duren eer ik weer lid van je fanclub word.
Chel DRIESEN