"Gaan we naar de foto's kijken? Het is buiten toch te slecht weer", zeg ik. “De foto’s?”, vraagt ze. “Ja, we gaan eens kijken hoe ge er dit jaar op staat.”
Als we voor de foto’s staan herinnert ze het zich. “Och ja, dat was van de week”, zegt ze. We zijn er niet bij als ze voor de fotograaf poseert. Naast de foto op zich, moet dat ook een bijzonder beeld zijn.
Elke bewoner heeft zijn of haar jaarlijkse foto op het raam van de binnentuin hangen. Voor mij hangen ze op ooghoogte. Ma moet iets naar boven kijken. “Ge staat er weer goed op”, zeg ik. “Eigenlijk had ge toch fotomodel moeten worden.”
“Ge hangt toch nog op dezelfde plaats”, lach ik als we er voor de tweede keer passeren en alle familieleden en kennissen bij naam en bijnaam hebben benoemd. Het is dit jaar geen pose in verkleedkostuum. De mensen staan op de foto zoals ze zijn. Het afgelopen jaar was inderdaad al raar genoeg.
Terug op haar verdieping zie ik de nieuwe foto waarop ze samen met haar broer staat. Allebei lachend. Wat heeft de fotograaf gezegd om die glimlach te krijgen? Mooier krijg je ze niet gemaakt.
Boven haar bed hebben we de foto van vorig jaar gehangen. Ze is erop gekleed zoals in de roerige jaren ’20. Compleet met boa en handwaaier, helemaal in de stijl van The Great Gatsby. Een treffende keuze, gezien haar geboortejaar. De laatste zin van Fitzgeralds meesterwerk komt mijn hoofd binnenwaaien. “En zo varen we voort, schepen tegen de stroom op, onophoudelijk teruggevoerd naar het verleden.”
Terug thuis neem ik
The Great Gatsby uit het boekenrek. Zoals ik wel vaker doe, blader ik eerst van achter naar voor. Het is een gewoonte. Van het einde naar het begin gaan.
Rudi LAVREYSEN