“Sara, mèske toch, wor hèddë gé ien gezéétën? Uiw heeël boks is këpot!” Sara stapte net de kroeg binnen, klaar voor haar werkdag. En ze was zich van geen kwaad bewust. Wist Sooi veel dat een broek met gaten in de mode is. Dat je die broek dus in een boetiek koopt met de gaten er al in. En, zo werd me verteld, het aantal opvallende gaten is meestal rechtstreeks evenredig met de prijs.
Wat is dat toch met die damesmode? Je denkt dat je hun kledingsmaak eindelijk enigszins begrepen hebt en dan verschijnen ze trots met een broek in flarden. Dat hoort zo. Ik weet niet of het nog zo is, maar een tijdje geleden droegen ze ook nog eens van die ‘doorkijkspullen’. ’s Zomers toch. Helemaal bloot lopen ging hen wat ver, dus trokken ze wel degelijk wat aan: niemendalletjes waar je los doorheen keek. “What’s the point?” heb ik me vaak afgevraagd.
Ik herinner me nog dat op een bepaalde dag mijn jongste zussen – de oudere hadden die sessie toen al achter de rug – met ons moe mee naar de ‘kamer’ moesten. Alles wat bij ons in de ‘kamer’ gebeurde, leidde een nieuw tijdperk in. Bruiloften werden er gevierd. De dokter werkte er zijn zeldzame visites af. Gewichtige dingen werden er besproken. Mij hielden ze daar angstvallig buiten. Afijn, vanaf die dag droegen die zussen van me een korset. ‘Ne korsee’. Om de een of andere mij nooit duidelijk geworden reden moest dat destijds. In een onbewaakt moment heb ik de dingen wel eens vast gehad en aan een nader empirisch onderzoek onderworpen. Een vreemd, onhandig tuig vond ik het. En er hingen van die dingetjes aan. ‘Jarretellen’ leerde ik veel later. Die bleken te dienen om hun nylonkousen op te houden. ‘Glazen kousen’ spotte mijn vader. Omdat ze zo blonken in het licht. En ook die kousen heb ik wel eens bestudeerd. Als ze zo vol ladders zaten dat nagellak niet meer hielp en ze bij het afval belandden. Bovenaan zat een wat dikkere rand, herinner ik me.
Tom, een wat oudere vriend die samen met me naar school reed, vertelde me dat die rand toch een zeker belang had. Hij wist het van zijn oudere broer, die al af en toe met zijn lief naar de cinema ging. Eens die rand voorbij, begon het paradijs, had die verteld. Nu, dat paradijs wou Tom ook wel eens beleven! En toen had hij het zelf geprobeerd. Met afgedankte kousen van zijn zus en haar oud korset, om ze op te houden. Maar hoe hij ook over de rand wreef, hij had er geen enkele paradijselijke gewaarwording bij vastgesteld. Ja, hij was er op zijn bed mee in slaap gevallen en toen zijn moeder hem ’s morgens kwam wekken, was die zo geschrokken van het tafereel dat ze te zien kreeg, dat ze met een luide gil terug de kamer uit spurtte. Wekenlang heeft ze hem wantrouwig bekeken. En vanaf die morgen heeft ze altijd eerst geklopt voor ze binnenkwam.
Chel DRIESEN