19 november is internationale mannendag. Blijkbaar is dat elk jaar, maar ik hoor er nu pas voor het eerst over. Ik vier dus mezelf en een helft van de wereldbevolking. Proficiat, mijn beste lotgenoten! Waar hebben we dit aan verdiend of aan te danken? En waarom is zo’n dag nodig? Deze pluim lijkt iets te gemakkelijk verdiend…
Het lijkt me niet omdat we een minderheidsgroepje zijn, ook niet omdat we tekortgedaan worden of omdat we extra geëerd dienen te worden… Volgens mij is deze dag ontstaan uit compassie, ooit in het leven geroepen door een groepje vrouwen die met ons, mannen, te doen hadden, want we zijn maar rare wezens.
God is ons niet zo gunstig gezind geweest bij de schepping, hoewel hij ons naar zijn beeld zou geschapen hebben. Misschien bestonden er in die tijd nog geen spiegels, want dan zou Hij hard geschrokken zijn en had Hij wellicht een ander schepsel gecreëerd. Want geef nu toe: in vergelijking met vrouwen zijn we toch maar slecht toebedeeld.
De natuur heeft rare dingen in petto voor wie als man geboren wordt. Bij de geboorte is het verschil met meisjes nog niet zo duidelijk, op de aanwezigheid van een klein slurfje na, maar dan komt er baardgroei, een zware stem, een appel in de keel, haar op plaatsen waar dat niet hoeft…
En later verdwijnt er haar op plaatsen waar het wel nuttig is! Zo heb ik zelf geen probleem om het hoofd koel te houden, maar bij winterse temperaturen zou een mutsje van hoofdhaar toch wel fijn zijn. En op nog andere plekken komt er haar waar het al helemaal niet hoeft: uit oren en neus groeien weelderige bosjes compleet nutteloos haar. Een koud hoofd met een warme neus; waar zat je met je gedachten, God?
Naarmate we ouder worden, wordt onze neus groter en ons lid kleiner. Ik doe zelfs geen moeite meer om daar een reden voor te zoeken; het zijn de ondoorgrondelijke wegen van onze Schepper. Maar doe daar nog een overhangend buikje bij en menig man op leeftijd kan zijn eigen mannelijkheid niet eens meer zien…
Een vrouw draagt de eeuwigheid in zich. Ze zet de lijn van de vorige generatie door en de eitjes van haar toekomstige kinderen zitten al van bij de geboorte in dat kleine babylijfje verpakt. Een man moet later gewoon even het vuur aan de lont steken. Daarvoor is één zaadcelletje genoeg, maar het mannenlijf vindt het nodig om dagelijks miljoenen zaadjes te produceren. De vluchtigheid van de man tegenover de eeuwigheid in het vrouwenlichaam.
Vrouwen hadden medelijden met ons en wilden ons toch ook iets gunnen en daarom krijgen kinderen de achternaam van de vader. Ik kan me de vergadering, waarop vrouwen dat beslist hebben, levendig voorstellen. En ook hoe op het einde van die vergadering een vrouw nog een laatste variapuntje naar voren brengt: “Zeg, zouden we ze ook niet een mannendagje geven? Eén dag per jaar gedenken we dan dat het geen cadeau is om als man op deze wereld te komen.” Waarop de anderen een zucht slaakten en dan toch maar instemmend knikten, want het was al laat op avond.
Jan Verheyen