Donderdag 15 oktober 2020
Vandaag is het de Internationale Dag van de Witte Stok. Het is een dag waarop blinde en slechtziende verkeersdeelnemers aandacht vragen voor hun positie in het verkeer. We spraken met Rob Eijssen (29), een begenadigd torbalspeler en lid van het nationaal goalbalteam, over de positieve evoluties, maar ook over de verbeterpunten.
“Zelf maak ik gebruik van een witte rolstok en niet van een tikstok”, zegt Rob, die bijna volledig blind is en zich meerdere keren per week moet verplaatsen van Pelt naar Gent voor de trainingen met het nationaal goalbalteam. “Ook al neem ik altijd dezelfde weg omdat ik die ken, toch zou ik me zonder die stok niet veilig kunnen verplaatsen. De punt van mijn stok rolt over de grond, waardoor ik obstakels of oneffenheden kan voelen. Bovendien geeft de witte stok ook een signaal aan anderen in het verkeer.”
Zo zou het inderdaad moeten zijn, want in de verkeerswet maakt artikel 40.2 over het gedrag van bestuurders tegenover voetgangers volgende melding: "De bestuurder moet dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen, bejaarden of personen met een handicap, inzonderheid blinden met een witte of een gele stok en de personen met een handicap; (...) Hij moet vertragen en zo nodig stoppen."
Vraag is of dat altijd gebeurt? “Helaas niet”, zegt Rob. “Ik voel me niet altijd 100% veilig bij de verplaatsing naar mijn sportclub in Pelt of de trainingen in Gent. Vooral de mensen die twijfelen in het verkeer vind ik gevaarlijk. Eerst remmen, dan gas geven. Maar ook de nieuwe elektrische voortuigen, fietsen en steps zijn een gevaar. Wij horen die voertuigen bijna niet aankomen. Het is belangrijk dat die bestuurders zich ervan bewust zijn dat wij hen niet zien, wij kunnen geen oogcontact maken, en dat ze dus best kunnen stoppen als ze de witte stok waarnemen. Onlangs trok mijn vriendin me nog net op tijd weg voor een aanstormende step in Antwerpen.”
Rob vindt dat mensen tevens gesensibiliseerd moeten worden over de blindengeleidestroken of ribbelstroken. Dat zijn speciaal aangelegde stroken met een afwijkende structuur (ribbels of bollen) die blinden en slechtzienden moeten helpen de juiste weg te volgen, doordat zij zich hiermee kunnen oriënteren. “Bij werken worden verkeersborden daar vaak op geplaatst, terwijl ze er perfect naast kunnen staan. In plaats van voor de strook te wachten, stoppen heel wat mensen ook op die stroken. Ik vraag me dus af of iedereen wel weet waarvoor die stroken dienen.”
Extra sensibilisering lijkt nodig, maar de vraag is of er al onvoldoende stroken op de Vlaamse wegen en ook in de treinstations liggen. De NMBS liet begin oktober alvast weten dat een kwart van de stations tegen 2025 volledig toegankelijk moet zijn, en daarnaast zou het aantal aangepaste perrons tegen datzelfde jaar verdubbeld worden. “Een uitstekende zaak”, zegt Rob. “Het is belangrijk dat de NMBS die langetermijnvisie communiceert, beterschap belooft en het plan uitvoert. Het geeft perspectief aan de mensen met een beperking. Niet enkel blinden en slechtzienden hebben er trouwens baat bij, denk aan de moeilijke verplaatsingen voor personen in een rolstoel. Een aangepast station kost veel geld, maar het is noodzakelijk voor een inclusieve samenleving.”
Iedereen moet zijn steentje bijdragen voor de verkeersveiligheid van personen met een beperking. En Rob is de eerste om daarbij ook de positieve evoluties te benoemen. “Het is opvallend dat mensen veel behulpzamer zijn geworden in stations. Vroeger sprak haast niemand je aan, maar tegenwoordig vragen mensen of ik hulp nodig heb bij het opstappen. Sommigen polsen daarbij eerst hoe ze me best kunnen begeleiden. Dat is een goede ingesteldheid en een grote stap vooruit in vergelijking met vroeger.”