Wat een fijne avond in het Klosterhof gisteren! Het was 17 maart, Saint Patrick’s Day, de nationale Ierse feestdag. De groep ‘Rustling Cane’ bracht er tot een uur of half twaalf spetterende Ierse folk music en kreeg de bomvolle zaal zonder moeite in de juiste geestdriftige stemming. Er werd luidkeels meegezongen en –gesprongen. Nog nooit heb ik de viering van een Belgische nationale feestdag (wanneer is dat ook weer?) meegemaakt waar zoveel enthousiasme heerste. Ook nog geen Vlaamse feestdag (11 juli) trouwens, moet ik nederig toegeven.
Hoe dan ook, we hebben ons geamuseerd daar in Kattenbos gisteren. En, wat mij betreft, ik had een opkikker nodig na de felle reacties op mijn vorige column. Het leek wel of het heir van de woke-soldaten de gelederen gesloten had om al hun pijlen nu maar eens in een keer op mij en mijn hele generatie te richten. ‘Diep teleurgesteld’ over ‘mijn soort mensen’ voelde zich ene Karlijn. Anderen, familieleden zelfs, spraken mij streng vermanend toe. Nachtenlang heb ik slapeloos liggen te woelen tussen de klamme lappen.
Daarom, lieve leesmensen en voor alle duidelijkheid: ik ben van mening dat er nooit ofte nooit onderscheid tussen mensen mag gemaakt worden op basis van levensbeschouwing, geaardheid, huidskleur of geslacht. Ik ben een vurig verdediger van de vrijheid van godsdienst of politieke overtuiging, zo lang ze mij die vrijheid ook gunnen. Maar de vrijheid van meningsuiting is me heilig. Het gaat eigenlijk allemaal over semantiek, ‘Gutmenschen’ en veel te lange tenen.
Wie satires schrijft en zich daarbij noodzakelijkerwijs bedient van het – voor sommigen blijkbaar veel te scherpe – wapen van de ironie, wil de boel toch alleen maar een beetje jennen. Satire wordt nooit een pamflet met daarin de onwrikbare stellingen van de schrijver. Satire is, bij wijze van spreken, het carnavalspak van ‘woke’. En met carnaval kan/mag er meer gezegd worden dan tijdens de rest van het jaar. En het mag
anders gezegd worden. Zo is ‘Vanden Vos Reynaerde’ toch een absoluut hoogtepunt in de Middelnederlandse literatuur! En heel wat mensen die zich destijds tot de elite rekenden waren daar alles behalve blij mee.
Iemand die het woord ‘neger’ wel eens gebruikt, is daarom nog geen racist. Zelf overkomt me dat ook wel eens, maar een hele familie uit Kameroen, zwarte medemensen hoor, behoort tot mijn kring van goede vrienden. En mijn broer dan. Hij was hoogblond in zijn jeugd. Zijn makkers noemden hem ‘Witte’. En hij was terecht erg trots op die geuzennaam.
Overigens, In de Speaker’s Corner in Hyde Park in Londen heb ik ooit een bijzonder grappige zwarte man bezig gehoord. Ik vertaal even vrij wat hij over ‘witte’ mensen vond.
“Als jullie geboren worden, zijn jullie roze. Als jullie het te warm hebben of boos worden, zijn jullie rood. Als jullie je misselijk voelen, kleuren jullie groen. Worden jullie ziek, dan zijn jullie krijtwit en bij kou zien jullie blauw. En jullie durven ons, zwarten, gekleurd noemen?”
Chel DRIESEN