Na het vijfde leerjaar, bij meester Mortier in de parochieschool, stuurden mijn ouders me naar het “klein college” in Oostende. Een school met meer aanzien. Ik fietste er samen met mijn jongere broer naartoe. Elke dag twee keer heen en weer door regen en wind, want ’s middags aten wij thuis een warm middagmaal.
Het college, dat was een andere wereld met een immens grote speelplaats en propere urinoirs. Tijdens de turnles moesten we niet meer met de armen zwaaien en door de knieën buigen, zoals in die andere school - we speelden fijn handbal. Voor hen die dat konden betalen was er ook wekelijks zwemles. Ik was daar niet bij.
In de zomer gingen we met heel het gezin naar zee en mijn moeder had voor mij een zwembroek voorzien. Ze had die zelf gebreid. Toen ik het kleinood aantrok voelde ik de wol prikken. Ik rende ermee de zee in en gooide me in het water. Toen ik er weer uit kwam zakte mijn gebreide zwembroek door het gewicht van het zeewater af tot tussen mijn knieën. Ik kreeg een hoofd als een tomaat toen ik de blikken van de strandgasten op mij voelde prikken. Vanaf dan was de zwempret uit. Ik haat zwemmen.
Ik maak nu even een sprong in de tijd. Later, wanneer ik als buurtwerker met een meute kinderen van de Genkse wijk Sledderlo elke woensdagnamiddag met de bus naar het zwembad in Genk ging, stelde ik me altijd tevreden met het ploeterbadje waar ik me ontfermde over de kleuters. Tot Driss, een jongen van een jaar of tien, mij bij de hand nam en wilde dat ik samen met hem naar diepere wateren waadde. Ik vroeg hem of ik dan niet kopje onder zou gaan. Neen, zei hij, zo diep is het niet.
Tot mijn verbazing gleed ik plots de dieperik in. Ik sprong maar kwam niet boven. Omdat springen niets opleverde kruiste ik de armen en wachtte op de dood. Mijn ademreserve in mijn longen raakte stilaan op. Ik begon al water te drinken, toen ik Driss hoorde schreeuwen
“hey joh die is aan het verzuipen!" . Plots voelde ik een arm onder mij die me naar de kant toe dreef. Het was de arm van de redder. In de goot kotste ik het water uit.
Tijdens de terugreis naar de wijk, waarbij er meestal een hels kabaal heerste, was het nu muisstil in de bus.
Vele jaren later, toen mijn jongste dochter meedeed aan zwemwedstrijden, overtuigde ze mij om alsnog zwemles te volgen. Maar ik kon het na tien lessen nog niet en gaf het definitief op. Hoewel ik niet kon zwemmen slaagde ik toch in het examen voor
zwemofficial. Ik werd scheidsrechter op zwemwedstrijden. Ik moest aan de kant de tijden opnemen en controleren of alles volgens de regels verliep. Vandaar de uitdrukking: de beste stuurlui staan aan wal...
Jef LINGIER