Onze oude koning is weer thuis. Weliswaar wat later dan hij zelf verwacht had, en er bleek ook meer aan de hand dan uitdrogingsverschijnselen, maar hij kan verder op krachten komen ten paleize, waar hij zich thuis voelt.
Ik ben de laatste dagen voortdurend met namen bezig. Je kunt het vergelijken met een oorwurm, denk ik. Zo’n dreunliedje dat je maar niet uit je kop krijgt. Zo realiseerde ik me dat familienamen vaak regiogebonden zijn. Zou je je bijvoorbeeld een groep van een honderdtal Lommelaars kunnen voorstellen zonder dat daar Vandenberken, Bergmansen, Vandenboeren, Cochets, Jans(s)en(s) of Tourniers tussen zitten?
De families Vandervelden, Aerts, Bloemen, Pellens, Ceelen en Conings, in alle mogelijke spellingvariaties, vertegenwoordigen dan weer vooral het ‘Löks Laand’.
Als ik je dus vertel dat de koning tot voor kort een buitenverblijf had in de Jos Verlindenstraat in Sint-Huibrechts-Lille en dat daar luttele dagen geleden de combinatie van sterke windstoten, aanhoudende hitte en tot poeder verdroogde zandgrond, een boom, een es om precies te zijn, vernieling gezaaid heeft, dan zal iedereen in die buurt begrijpen dat ik het niet over onze oud-vorst Albert II heb. Het gaat over ‘Jan vanne Keuning’ (Jan Conings), die na zijn ontbijt vaststelde dat er van zijn houten gereedschapsschuur, tegen het kanaal Bocholt-Herentals, enkel nog puin overbleef.<br />
Terug naar vandaag. Het is vrijdagmiddag, half vier. Ik wil dat namengedoe kwijt uit mijn kop, de fiets op. Beweging is wat ik nodig heb. Het hoeft niet ver te zijn. Een kilometer of vijfentwintig zullen wel volstaan. In een uitgestrekte stad als Lommel heb je die zo bij mekaar gepeddeld.
“Niet doen”, berispt me een buur die net zwaar zwetend terugkomt van zijn dagelijkse inspanning. “Het is veel te warm”.
27°, lees ik op de thermometer aan de muur, een beetje in de schaduw zelfs. “Ons West-Europese klimaat kent toch echt geen maat”, denk ik luidop terwijl ik mijn fiets terug stal. De ene keer krijg je een stortvloed van jewelste en valt er in een paar uur meer water dan anders in een hele maand, dan weer brandt ‘de koperen ploert’ weken aan een stuk. Of het niet op kan.
Mooie naam toch voor die al te enthousiast schitterende gele schijf aan het blauwe firmament? Ik heb nog maar onlangs ergens gelezen dat kolonisten in Nederlands Indië de zon zo noemden omdat het daar zo onmenselijk warm kon/kan zijn. Vroeger kregen verwoestende natuurverschijnselen zelfs alleen maar vrouwennamen. Ik vroeg me wel eens af hoe dat kwam. Maar die anti-feministische geschiedenis is gelukkig voorbij. Al van de tijd vooraleer #me too en woke onze democratie in een dictatuur herschiepen.
Waar dit stukje nu eigenlijk over ging? Ik zou het bij God niet weten. Het zal aan de koperen ploert liggen.
Chel DRIESEN