Je hoort die gesprekken tegenwoordig echt overal: aan de tapkast in je stamcafé, als je staat aan te schuiven aan de kassa van het warenhuis, in de wachtkamer bij je huisarts: we leven in een tijd van ‘ieder voor zich’. Want – Charles Darwin wist het al –
only the fittest survive. En je moet wel héél sterk in je schoenen staan om de toekomst met een optimistische blik tegemoet te zien.
Neem nu die doelman van ons nationaal voetbalteam. Groot is hij, zowel van lichaamsbouw als van kwaliteit. En wat gebeurt er? Hij krijgt in de wedstrijd tegen Oostenrijk niet eens de kapiteinsband om! Stel je voor zeg! De oppergod in de voetbalmythologie mag niet kapitein zijn! Heel even had hij nu eens niet vooraf van zich af gebeten en een paar dagen later zit hij ergens in een subtropisch stukje wereld, het beledigde hoofd tegen de fraaie boezem van zijn kersvers vrouwtje, zijn oeverloos verdriet weg te snikken. Hij had hem zo graag gehad, die kapiteinsband. Wat een hemeltergend onrecht wordt hem aangedaan! Komaan Thibaut! Kop op jongen. Laat die piloot van je privéjet je meteen terugvliegen naar die onmenselijke trainer en vertel hem eens flink waar het allemaal op staat!
Survive! Wees de
fittest!
En wat te denken van onze federale minister van Buitenlandse Zaken, mevrouw Hadjah Lahbib. Zij doet zo haar best! Ja, er zijn inwoners van dit land die haar durven te verwijten dat ze, terwijl zo’n 60 % van haar riante wedde uit Vlaamse portefeuilles komt, slechts een zeer beperkte kennis heeft van de taal van de grote meerderheid van de bevolking die zij vertegenwoordigt. Hoezo beperkt? Op een Franstalige zender hoorde ik onlangs dat ze Nederlandse gesprekken al aardig begint te begrijpen. Er ontgaat haar nauwelijks 35 % van wat er gezegd wordt. Wanneer gaan die Vlamingen nu eens eindelijk tevreden zijn, zeg? Hare excellentie beheerst de taal van Vondel even goed als ik het klassieke Grieks! En nu zou ze ontslag moeten nemen omdat ze het lef gehad heeft om, tegen het uitdrukkelijk advies van Staatsveiligheid in, een visum toe te kennen aan de burgemeester van Teheran. Dat zou niet mogen omdat er in Iran een paar onschuldige West-Europeanen in de gevangenis zitten!
Ja, het is moeilijk om optimist te blijven! Marc Eyskens zei daarover: “Een pessimist is een goed geïnformeerde optimist.”
Maar ik mag hoegenaamd niet mopperen. Ik mag me, in deze harde tijden van materialisme en egoïsme, verheugen in het besef dat ik bijzonder aardige buren heb, altijd klaar om een helpend handje toe te steken, maar ook bezorgd om zowel mijn geestelijk als lichamelijk welzijn. Na een domme valpartij met mijn fiets vorige week, had ik besloten voortaan altijd een helm te dragen. De eerste keer dat ik het ding uitprobeerde en me naar mijn garage begaf, bedacht ik me halfweg. Ik kon toch eerst wel even mijn wasgoed op het droogrek hangen. Buurman, die boven van zijn tuintje genoot, wendde zich bezorgd tot zijn vrouw. “Zou het met Chel zijn bovenkamer nog wel goed zitten?” vroeg hij zich af. “Gaat hij nu zijn was al te drogen hangen met zijn helm op?”
En ja, zouden er al veel mensen verongelukt zijn bij het ophangen van hun hemden en ondergoed?
Chel DRIESEN