Die derde zal dus wel alleen maar
‘collateral damage’ geweest zijn.
In deze lockdowntijd begint een mens al eens dingen te doen waarvoor hij eerder nooit tijd dacht te hebben. Zo ging ik mijn dia’s en oude foto’s digitaliseren. En in de enorme fotodoos vond ik een schriftje uit mijn prille collegejaren. Ik had er mijn adres in genoteerd: Broekkant 5, Sint-Huibrechts-Lille, Limburg, Vlaanderen, België, Europa, Wereld, Heelal. Ja, wij kenden onze plaats in het melkwegstelsel! Een paar bladzijden verder, in een soort opstelletje, beschreef ik mijn familie. “Mijn zussen Jeanne en Tina zijn in Wallonië, in Ans, op school geweest”, stond er. “En zij spreken
vloeibaar Frans.”
Versprekingen. Ik word er vrolijk van! Soms gebeurt het uit onwetendheid. Zoals toen een kennis zei: “Ik heb een bril nodig want ik ben
kortzichtig” En dan durf ik nauwelijks te lachen. Vaker zijn ze te wijten aan verstrooidheid. En dan kan men wel eens twee (of drie) uitdrukkingen door elkaar haspelen. Leuk!
Nog niet zo lang geleden hoorde ik een lokale politica de loftrompet steken over de prachtige steden die als een parelsnoer van De Panne tot Knokke onze kust sieren. Bij een te hoge frequentie van de letters
s en
t kreeg ze het uitspraakgewijs wat moeilijk. En ze vloog reddeloos uit de bocht toen ze Knokke toch wel de ‘meest mondaine Vlaamse
'kutstad’ noemde. ‘Kuststad’ zal ze wel bedoeld hebben, vermoed ik.
Het prototype van de verspreker (klemtoon op de tweede lettergreep!) blijft natuurlijk onveranderd de psycholoog die zijn patiënt moed insprak met de woorden: “Kop op, man! Je staat er niet alleen voor! Met
verkrachte eenden geraken we hier wel door.”
De voorbeelden zijn legio. Zo hoorde ik eergisteren op onze nationale radio een Antwerpse socioloog de luisteraars op het hart drukken om toch asjeblief de coronaregels te blijven volgen. “De cijfers stabiliseren”, zei hij. “En het aantal besmettingen is waarschijnlijk hoger dan ze aangeven. Wellicht zien we momenteel alleen maar het topje van de
ijsbeer.” Echt waar!
Zelf heb ik zo’n lapsus één keer opzettelijk gebruikt. Net vóór een toneelvoorstelling waarin ik speelde, kwam er een kerel op me af die ik twintig jaar niet meer ontmoet had. Ik herinnerde me hem als een echte slijmbal, zo iemand die op de carrièreladder naar boven geklommen was door naar boven te likken en naar beneden te schoppen. Hij kwam gespeeld enthousiast naar me toe en stak zijn hand uit. “Wat fijn om jou terug te zien”, zei hij. En ik: “Het genoegen is geheel aan uw kant!”
Kijk, en dat lucht nu echt op, dat ik dat nog eens kan vertellen. Ik sta voor mijn venster wat nagenietend het Astridpark in te kijken. Twee quads van de Lommelse politie komen met het nodige luid gebrom de straat in gereden. Ja hoor, quads, die hebben ze hier! De eerste fluorescerende agent staat zelfs rechtop en scant visueel het park. Indrukwekkend! Even verder spreken ze een jonge kerel aan die op een scooter aan kwam rijden. Zonder helm! “
Ai, ik zou niet graag naast die zijn schoenen willen lopen”, denk ik luidop.
Chel DRIESEN