Toen ik een jaar of vijftien was, zorgden mijn puberteitskuren voor een hoop problemen op school. En die resulteerden dan weer onherroepelijk in een onoverzichtelijk aantal uren strafstudie. Voor het verrichten van de taakstraf die toen strafstudie heette, kon je je melden op woensdag- en/of zaterdagnamiddag. Meestal ‘en’ voor mij. Telkens twee uur. En je zult denken dat ik overdrijf, maar het is voorgekomen dat ik daar niet mee toekwam. Dat ik bijgevolg ’s zondags ook nog eens met de internen mee op wandeling moest door de banlieues van Neerpelt.
Mijn peetvader is er ooit bijgehaald om op me in te praten. Het ging immers helemaal fout met me. En één keer, tijdens die ongetwijfeld goedbedoelde correctieve peptalks, stelde hij me Rik Van Looy tot voorbeeld. Je weet wel: de ‘Keizer van Herentals’. Ik hoor het hem nog zeggen (ik vertaal even vrij uit zijn sappig Hamonts):
“Zoiets kun jij ook! Jij bent ook zo iemand die alles kan als hij het maar wil! Jij bent een even groot kampioen!" Ik ben je nog altijd dankbaar voor je bezorgdheid, ‘nonke Zjang’, maar wat jij niet wist: ik had destijds een bloedhekel aan fietsen! En die Van Looy kon ik al helemaal niet uitstaan. Een paar jaar later, in 1963, heb ik zelfs nog voor de zwart-wit TV staan te juichen toen Benoni Beheyt hem in die legendarische sprint in Ronse het wereldkampioenschap ontfutselde.
Maar waar ik naartoe wil: ik kon er toen al niet tegen dat men mij als een kleuter behandelde door me oudere, grotere, sterkere, ambitieuzere lieden tot voorbeeld te stellen. “Als je je witloof opeet, word je zo sterk als je grote broer!” “Als je hard studeert, word je zo slim als je zus.” Van die dingen dus. Ik wou namelijk helemaal niet iemand worden zoals iemand anders. Ik zou wel zien wat er in mezelf zat en hoe ver ik daarmee geraakte.
En precies daarom werd ik eergisteren behoorlijk pissig toen een minister mij en de rest van de Vlaamse bevolking toesprak alsof het derde kleuterklasje voor hem zat. En het ging verdomme weer over wielrenners! Wij waren Flandriens, zei hij. En Flandriens konden volgens hem zo ongeveer alles aan. Als ze maar wilden! Geen rit was hen te lang, geen col te hoog, geen inspanning te zwaar, geen virus te sterk!
Mijn bloeddruk steeg even later naar gevaarlijke waardes toen de Vlaamse minister-president nog maar eens, met de nodige tremolo’s in zijn stem, voortbouwde op dat thema. Hij vertelde ook een warrig verhaal over zijn huis dat pas de volgende week de fik in ging. En even later implodeerde mijn zelfbeheersing helemaal toen hij – God redde zijn ziel – de bevolking meedeelde dat Covid-19 nog lang niet
verslaan was!
Dan liever de doortastende maatregel van Wouter Beke:
“We gaan zorgverleners voortaan laten inslapen”, besliste hij gortdroog. Inslapen! Nee, niet de patiënten! De zorgverleners! Hijzelf en zijn partij hebben weliswaar ernstige ethische problemen met eventuele wijzigingen aan de huidige euthanasiewetgeving in dit land, maar deze pandemische nood breekt blijkbaar zowel partijtucht als wet.
Chel DRIESEN