Er zijn periodes waarin ik graag een tijdje alleen ben. Als je weet dat je op om het even welk moment via je gsm, skype of Facebook vrijwel iedereen met wie je van gedachten wil wisselen, meteen kunt bereiken, krijgt het gevoel van eenzaamheid immers geen enkele kans. ‘Alleen’ hoeft helemaal geen synoniem met ‘eenzaam’ te zijn.
Nochtans heeft het iets onwezenlijks, deze afzonderingsperiode. En ik stel vast dat ik toch wat vaker naar mijn telefoontje grijp dan vóór het coronatijdperk.
En dan is er die vriend, die ook ‘zot wordt in zijn kot’, en die af en toe eens langsgefietst komt. Zinvolle, diepzinnige gesprekken kunnen ook gevoerd worden als er anderhalve meter ruimte tussen ons blijft, heb ik geconstateerd. En de kwaliteit van zulk een gesprek is vaak rechtstreeks evenredig met de beschikbaarheid binnen handbereik van een glas Westmalle tripel. Pas hadden we het er nog over hoe belangrijk het is, ook voor mensen van onze leeftijd, om nog plannen te kunnen smeden. Hoe deprimerend het bestaan wordt als omstandigheden – een ernstige ziekte bijvoorbeeld – je dwingen de realisatie van je ideeën uit te stellen of, erger nog, ervan af te zien. Erger dan fysieke pijn is dat.
In tegenstelling tot mij is hij diepgelovig, die vriend van me. Meestal zitten we wel te schateren over de baarlijke onzin die we tegen mekaar uitkramen, maar vaak ontstaan er geanimeerde discussies. Soms zitten we ook gewoon stilletjes na te denken. Onlangs nog, toen ik er mijn verwondering over uitsprak dat Jezus nooit lachte. Tenminste, geen van de vier evangelisten heeft het bij mijn weten belangrijk genoeg gevonden daar ooit melding van te maken. Ik herinner me dat ik me toen liet ontvallen dat ik mensen die nooit lachen, wantrouw. Zelfs als ze Jezus heten. Hij repliceerde dat de Engelse auteur G.K. Chesteron in een gedicht beweerde dat Jezus wel ooit gelachen had. Boven op een berg, toen niemand het zag. Het is een behoorlijk lang gesprek geworden, met veel denkpauzes.
Gisteren op de TV: een bijzonder slordig uitziende kerel op een zwaar bepakte fiets ergens in Nieuw-Zeeland, ontmoet een Vlaamse fietser die daar ook toert. Zesenveertig was hij, vertelde hij aan onze landgenoot. En hij had een aantal jaren gewerkt als fysiotherapeut. Nu fietste hij al heel wat maanden zo maar wat rond. Of hij dan niet vond dat je op die leeftijd ‘gesettled’ hoorde te zijn en dat het dan toch wel de hoogste tijd werd om je jeugdplannen te verwezenlijken? De man schoot in een lach, knuffelde de Vlaming hartelijk en zei, terwijl hij op zijn fiets sprong: “If you want to make God laugh, tell him about your plans.”
(Als je God aan het lachen wil krijgen, dan moet je hem vertellen over je toekomstplannen.)
Zoveel nazinderende wijsheid, van een landloper op een fiets, bij onze Nieuw-Zeelandse tegenvoeters, helemaal aan de andere kant van de aardbol!
Chel DRIESEN