Wij schrijven september 1962. Het decor: de retoricaklas in het St.-Hubertuscollege in Neerpelt. Leerling Diel draagt een bril met glazen als de bodems van een inmaakbokaal. Een vrolijke kerel, die Diel. Zijn gezicht staat altijd op lachen. Het lijkt wel of hij niet ernstig kán kijken.
Er komt een nieuwe leraar vandaag. Met geacteerde zelfzekerheid stapt de man binnen. Wij kijken hem aan. Spanning! Ook vriendelijke Diel peilt hem. Reactie van de nieuwe docent, die onterecht vermoedt dat Diel hem uitlacht: “Waarom lacht gij, jong?” Ja, toen gebruikten we de gijvorm nog. Diel doet een poging om onthutst te kijken. De leraar herhaalt dreigend: “Waarom lacht gij? Schelvis met uw soepogen!”
Ik zweer dat hij dat zei. Dat kón toen dus. Tegenwoordig zou het nogal een rel ontketenen! En als dát kon, dan mag het ons toch niet verwonderen dat de meeste leerkrachten zelf ook een bijnaam opgeplakt kregen. Gewoon uit wraak soms.
Zou er al ooit een student pedagogie zijn licentiaatsverhandeling gewijd hebben aan waarom, hoe en wanneer een bijnaam onverbiddelijk op een docent(e) geplakt wordt? Want het rare is: de ene kreeg er een, de andere niet. En als je hem de eerste twee jaren van je onderwijscarrière nog niet had, kon je gerust zijn. Dan kwam het er ook niet meer van. Maar had je hem wel, dan was dat vrijwel zeker een ‘benoeming voor het leven’. En er waren grappige bij maar ook zeer onaangename. Zo was er in een naburige school een leraar scheikunde die last had van flatulentie. Biogassen bestonden hoofdzakelijk uit methaan, had hij uitgelegd. Et voilà: vanaf dat ogenblik heette de man Meester Methaan. Nog redelijk decent, zul je toegeven. Het had ook ‘de Scheet’ kunnen zijn. Maar wat dan te denken van die regent die een leerling betrapte op spieken en triomfantelijk zei: “Denk je dat ik dat niet gezien had? Denk je nu echt dat ik – excusez le mot – stront in mijn ogen heb?” Je mag drie keer raden onder welk onwelriekend pseudoniem de arme kerel de rest van zijn carrière gebukt is moeten gaan. En dan was er die middelbare meisjesschool waar ze een lerares TTT (Tien Ton Tet) noemden. Een tekening om je toe te laten je haar silhouet voor te stellen is wellicht overbodig.
Nog een paar? Peer Grol, de Schènk, de Knor, Kop-en-Kont, de Ple(kk)er, de Poeierdoos, Urbanus, Caesar.
Persoonlijk de mooiste vind ik de alias van die collega die een beetje hinkte. Bij het stappen hoorde je een tik, gevolgd door een kort sleepgeluid. Zijn leerlingen noemden hem Puntkomma. Voor dergelijke vindingrijkheid moesten ze maar eens een prijs uitschrijven.
Mijn goede vriend Jef, die ooit tegen een slaperige leerling zei dat hij best een pyjama zou aantrekken, werd onsterfelijk beroemd in Lommel onder de naam Piezema. En herinner je je nog hoe de Oostenrijkse autocoureur Niki Lauda aan een vreselijke crash een door brandwonden getekend gezicht en een misvormde oorschelp overhield? Welnu, in mijn linkeroor zit ook een frommel en ik reed destijds – de wedde van leerkrachten was bescheiden – met een Lada. Tot ik dat kreng een paar jaar later inruilde voor een Mitsubishi, heette ik voor de meeste van mijn puberende volgelingen Niki Lada.
Best grappig, vond ik. En ik heb er geen complex aan overgehouden.
Chel DRIESEN