Dit stukje gaat echt nergens over.
Bij het redigeren van een column werk ik meestal als volgt: ik schrijf een verhaal of beschrijf een toestand en daarna verzin ik daar een titel bij. Dat is niet altijd eenvoudig hoor. Die titel moet immers toch wel iets te maken hebben met de inhoud. Bovendien moet een goede titel de aandacht trekken van de lezer en zijn interesse wekken. Zo van: “Hola, wat voor lekkers zou er onder dat dekseltje zitten?” Titels zijn bedoeld als eyecatcher.
En het zijn de aperitieven van de lectuur. Ze bezorgen je trek in de copieuze maaltijd die gaat volgen. Ze beloven wel eens te veel en dan komt de lezer bedrogen uit. Vaak verdoezelen ze ook waar het verhaal over gaat. ‘Vijftig tinten grijs’ bijvoorbeeld van de Britse successchrijfster Erika Leonard, alias E.L. James. Wie is er nu geïnteresseerd in grijsschakeringen, zou je denken, toch? Welnu, dat mens heeft wereldwijd al vijfenzestig miljoen exemplaren van haar erotische pennenvruchten verkocht. Ik ben een onverbeterlijke optimist, maar ik geloof nooit dat mijn volgende bundel cursiefjes die oplage haalt.
Zelf ben ik wel eens het slachtoffer geweest van de eerste soort, de bedrieglijke dus. In mijn studietijd heb ik me er eens toe laten verleiden om mijn uitermate schaarse centen te besteden aan een boek dat bij Heideland in Hasselt – ja, het is lang geleden – achter de toonbank lag. ‘De Zonde in de Tuin’ luidde de titel. En ook de omslagfoto loog er niet om. Een poedelnaakt koppel, op twee oordeelkundig aangebrachte vijgenbladeren na. Negenendertig frank kostte het onding. Ik heb het nog ergens. Bleek het een exegetische studie te zijn over Genesis II 4b-III, 24, van de hand van ene Marcus Antonius van den Oudenrijn! En ik kan je vertellen dat ik geenszins op zoek was naar bijbelverklaring daar bij Heideland. Zelfs niet al ging het over het scheppingsverhaal!
Gisterenavond vertoefde ik in aangenaam gezelschap – dat mag weer! – toen een van de dames zich versprak. Het gesprek ging over Jürgen Conings, die spoorloze militair die er met het halve arsenaal van Leopoldsburg vandoor gegaan is. Ze zocht het woord
zinsverbijstering, maar zei
gezinsverbijstering. Voor mij doemde meteen even het beeld op van een reddeloos overspannen moeder en een doodvermoeide vader, wanhopig voor zich uit starend tussen een twintigtal joelende kinderen. Maar al vlug drong het tot me door wat voor een fantastische titel dit woord zou zijn voor een column!
En toen ik vanavond plaatsnam voor mijn computerklavier, dacht ik, na een aantal stretchoefeningen met mijn vingers: “Ditmaal ga ik eens andersom werken: eerst de titel, dan het stukje.” Et voilà!
Inhoudelijk is het natuurlijk een niemendalletje. Het lijkt helemaal nergens over te gaan. Maar – en dat is nu net de definitie van een column – een column
lijkt nergens over te gaan en precies daarom gaat het altijd ergens over.
Chel DRIESEN