Chel mag het zeggen
Een paar seizoenen geleden kreeg ik van mijn broer een jonge vijgenboom. Ik heb hem in mijn bescheiden binnentuintje geplant, goed verzorgd en overvloedig van de juiste meststoffen voorzien. Vorig jaar hingen er al zeker vijftig vruchten aan en nu moet je eens komen kijken! Het is een forse beloftevolle laagstam geworden die mij zeker het volgend jaar door de vastenperiode zal helpen.
Hoezo? Tijdens de vasten, de periode tussen Aswoensdag (voor de jongeren: dat is de woensdag na carnaval) en Pasen, mocht je van onze Moeder de Kerk, in het katholieke Vlaanderen namelijk geen vlees eten en al zeker niet snoepen. Snoep werd bewaard in een vastenpot. Met Pasen mocht die open en dan vrat de vrijwel voltallige Vlaamse kinderbevolking zich in recordtijd een suikerindigestie. Gesuikerde vijgen waren dan weer wel toegelaten.
Maar die groeiden hier niet. Ze werden ingevoerd uit het Turkse Rijk. De import was omslachtig, duurde lang en op de eindeloze weg hierheen lagen er in talloze hinderlagen struikrovers, die ook zin hadden in die vleesvervanger. Zo kwam het dat leveringen soms pas na Pasen West-Europa bereikten. En niemand at ze dan nog! De vastenpotten waren na een eerste vlaag van collectieve vraatzucht nog halfvol. Alleen denken aan snoep deed de kinderen al kokhalzen. Kippen, konijnen en varkens waren geslacht. Er was weer vlees in overvloed. Vijgen na Pasen kwamen hopeloos te laat.
Iedereen in Vlaanderen weet dat. En ik had geen enkele reden om aan te nemen dat dat in Nederland niet zo was. Fout! In het overwegend protestantse Nederland had de katholieke kerk veel minder in de pap te brokken. Trouwens, de Turkse vijgen geraakten niet eens tot daar. De Zeven Provinciën, zoals het grootste deel van dat land toen heette, lagen immers nog een eind verder weg. En dus moesten ze daar een ander gezegde bedenken om duidelijk te maken dat iets te laat gebeurde. ‘Mosterd na de maaltijd’ werd het. Toch wel minder beeldend dan die vijgen na Pasen, dunkt mij.
Wij hebben immers taalkundig verder gewerkt met het Turkse exportproduct. Wij weten bijvoorbeeld dat paardenvijgen niet gewoon ‘grote vijgen’ zijn. En we hebben de vijg gebruikt als inspiratie voor een hele resem spreekwoorden. “Elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen”, wat zoveel betekent als “boeren zijn koppige lieden die hun eigen zin doen”. Of “paardenkeutels zijn geen vijgen” (pas op dat je niet bedrogen wordt).
Weinig boomvruchten zijn trouwens zo polyvalent als deze. Onze stamouders, Adam en Eva, die op zeker ogenblik stomverbaasd vaststelden dat ze al heel hun leven poedelnaakt rondliepen, wisten al verdomd goed hoe ze zelfs de bladeren functioneel konden gebruiken.
Mijn zoon heeft ooit op paasdag, bij zijn zoektocht naar paaseieren, ergens tussen de coniferen een bijna versteend paasei van het vorig jaar gevonden: een vijg na Pasen. Dit verhaal over Pasen, twee weken na datum: weer een vijg na Pasen.
Altijd komt alles wat je wil te laat! Nee, dan liever vóór het zingen de kerk uit!
Chel DRIESEN