Ooit, het moet in een volkomen onbewaakt moment gebeurd zijn, was ik één van de kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen. (Nee, ik heb het niet gehaald, maar dat is bijzaak.) Iemand die voor een of ander lokaal blaadje schreef, stuurde me toen, voor een schriftelijk interview, een reeks vragen. Eén ervan luidde: “Wat zijn
u plannen voor het
onderweis?” Ik zweer je dat het waar is.
Ja, het gaat achteruit met ons ooit zo gelauwerd onderwijs. Ze hadden het erover in alle radio- en TV-nieuwsberichten en zowat alle kranten blokletterden het slechte nieuws in bijdragen waarin naar de oorzaken gespeurd werd.
Tests en steekproeven hadden immers uitgewezen dat Vlaamse leerlingen op het einde van het zesde leerjaar bedroevende resultaten behalen voor Nederlands en wiskunde. Ze kunnen niet vermenigvuldigen, hebben grote moeite met het berekenen van procenten en vertonen een gebrekkig inzicht waar het gaat over oppervlakte en/of inhoud.
Een redacteur van de krant die zichzelf trots als de grootste van Vlaanderen beschouwt, maakte zich in een hoofdartikel bijzonder ongerust. “Lag het aan de opleiding van onze leerkrachten of aan hun motivering en inzet?” vroeg hij zich bezorgd af. Het kon toch niet waar zijn dat leerlingen die in september naar het Middelbaar Onderwijs moeten, dommer zijn dan wie twintig jaar geleden de Lagere School afgewerkt had! Waarom konden ze dan niet begrijpend lezen, was hun kennis van het Nederlands zo zorgwekkend en slaagden ze er niet in om op een blad met dertig vierkantjes dertig procent ervan te kleuren?
Er moest overduidelijk aan het hele systeem gesleuteld worden, vond hij. En
niet in het minst aan de lerarenopleiding! Kijk, en daar zakt nu mijn broek van af! Weet die man, die zich zulke zorgen maakt over de beheersing van het Nederlands bij twaalfjarigen dan niet dat ‘niet in het minst’
‘helemaal niet’ betekent? Hij schrijft dus dat er absoluut niks schort aan de opleiding van onze meesters en juffen in de Vlaamse universiteiten en hogescholen. En dat kan toch
niet in het minst zijn bedoeling zijn! Ik val in herhaling, maar zulk een inhoudelijke taalfout, in een tekst over de Nederlandse taalkennis dan nog, is toch even erg als een dokter die
pinneselien voorschrijft. Niet dan?
Terwijl ik naar de bakker fiets – iets lekkers eten kan soms heel wat frustraties doen verdwijnen – passeert me een witte bestelauto. Grote letters op de zijkant delen de boodschap mee dat de man die ermee rijdt een ‘specialist’ is in
vlorene en tegels. “Dat moet een blunder zijn van het bedrijf dat de belettering verzorgd heeft”, denk ik luidop. “En zo’n fout ga je toch geen twee keer maken. Aan de andere kant zal wel ‘
vloeren’ staan.” Even verderop, in de Hoogstraat, staat hij geparkeerd. Ik kan me er niet van weerhouden om aan de andere kant te gaan kijken. Jawel, ‘
Vlorene’ staat er.
Misschien helpt pinneselien toch even goed tegen allerlei Infecties als penicilline. Wie ben ik eigenlijk?
Chel DRIESEN