Woorden van Jef
Bijna een halve eeuw geleden landde mijn vliegtuig in Zaventem, terug uit Rwanda, waar ik als vrijwilliger had meegewerkt in een coöperatieve. Ik had de burgemeester van het dorp waar ik verbleef plechtig beloofd dat ik bij mijn thuiskomst onmiddellijk werk ging maken van een verbroedering met mijn thuisstad Oostende. Een "jumelage", zeg maar. Ik voegde de daad bij het woord en trok naar het stadhuis, naar burgemeester Jan Piers. (Ik vond die naam altijd een beetje grappig omdat het een anagram was van Jan Spier, de sterke man uit het stripverhaal van Nero.) Een onthaalbediende posteerde mij in een gang waar nog tal van mensen zaten te wachten. Ik vernam uit hun onderlinge gesprekken dat ze hulp verwachtten voor de aansluiting op de riolering of op voorspraak hoopten voor een sociale woning. Na lang wachten opende de bediende voor mij de gouden deur van het heilige der heiligen: het "kabinet van de burgemeester", zo stond er op het plaatje te lezen. Ik kwam in een immense ruimte terecht. Fel wit licht verspreid door een kristallen luster verblindde me. Mijn schoenen zakten door een dik tapijt toen ik me repte om de uitgestoken hand van de burgemeester te grijpen. Jan Piers stond daar parmantig in het pak, een man van minstens twee meter lang - lange Jan was zijn bijnaam - voor zijn troon met uitgestoken hand op mij te wachten. Om hem niet langer te laten wachten liep ik versneld naar hem toe, grabbelde naar zijn hand en ging zitten. Hij zette zijn vaste routineglimlach op die hij meestal opzette als hij voor publiek ging spreken. Ik vertelde hem de reden van mijn komst. Tot mijn verbazing reageerde hij enthousiast. Ik vernam later dat enthousiasme een stijlkenmerk van hem was. Hij wendde zich tot zijn secretaris die rechts van hem op een lagere, kleinere stoel zat. "Julien, heb je dat gehoord?" riep hij uit. "Ik zie het al zo voor mij," vervolgde hij. "We gaan daar een overdekt zwembad openen voor die mensen. Dat zal hen goed doen daar met al die tropische hitte." Ik dacht dat ik in een slapstick comedy zat. "En gij zult dan via 11.11.11 het geld verzamelen," wees hij naar mij. "Want ik ben dat beu met al die linkse projecten die tegenwoordig zo in trek zijn. Een man zoals gij hebben we nodig." Toen ik hem zei dat die mensen geen overdekt zwembad nodig hadden, antwoordde hij prompt: "Dan niet overdekt." De moed zonk tot in mijn schoenen. Ik heb er naderhand nooit meer iets van gehoord, van dat zwembad. Gelukkig maar. (Jef Lingier)
Nieuwere berichten in
'Woorden van Jef'Oudere berichten in
'Woorden van Jef'