"Je moet niet met geld gooien," hoor je wel eens. Maar mijn grootvader - Pee Jef - deed dat wel, letterlijk dan. Als hij thuis op bezoek was dan kon hij zonder boe of bah plots in zijn zakken tasten en met geld gooien, muntstukken. Het was zijn grootste plezier zijn vijf kleinkinderen te zien grabbelen naar het slijk der aarde.
Hij spaarde al zijn muntstukken voor zijn act met het geld. Hij zaaide, wij graaiden. Dan kropen we onder stoelen en tafel om de frankjes, de halve frankjes, de kwartjes, en soms ook wel eens een vijffrankstuk op te rapen.
Mijn grootvader kon vertellen als geen ander. Als hij er was dan werd er gelachen. Maar als hij met geld gooide dan lachte
hij. Mijn grootmoeder, mee Gel, was ook kwistig met geld. Op haar manier dan. Ze kocht dingen die ze eigenlijk niet nodig had. Ze was ook gul met zakgeld als ik bezoek kwam, hoewel Pee Jef de enige kostwinner was en na zijn uren nog karweitjes ging opknappen om wat bij te verdienen. Hij ging na zijn werk behangen. Tapisseren, zei hij. Hij hanteerde twee tarieven. Wie moest rondkomen met een klein pensioen betaalde de helft minder.
Ondanks zijn hard labeur werden mijn grootouders nooit rijk. Hij begreep niet dat er op het einde van de maand niets overbleef. Hij zei dan: “Ik breng het geld langs het sleutelgat naar binnen en Gel laat het langs de voordeur weer naar buiten.” Toch gooide hij met geld. Af en toe dan toch. Voor de fun.
Jef LINGIER