Ook mij overkomt het wel eens dat ik mijn geïnteresseerde Lommelse neus tot buiten onze stadsgrenzen laat snuffelen. Zo was ik er vorige zondag (12 september) samen met honderden andere kijklustigen getuige van hoe, in een mum van tijd, een mastodont van een brug over het Albertkanaal, in stukken gebrand en weggehaald werd.
Opgepast handelaars! Mensen uit Tervant zullen een hele tijd niet meer over de brug komen!
De nacht tevoren waren ze er al aan begonnen. Toen hadden ze het wegdek weggeschraapt. En zondagmiddag volgde de rest. Nederlandse en Belgische bedrijven waren met gigantische kranen in de weer. Pontons uit diverse landen lagen klaar om de kranen te stutten. Coördinatie, dat was wel duidelijk, was hier van het hoogste belang. En met planning en goede wil blijkt dat dus perfect te lukken.
Behalve van het slopingsspektakel, heb ik – mijn hart vertoont weliswaar warm-menselijke trekken, maar mijn karakter deugt vaak niet – genoten van het commentaar dat de deskundige toeschouwers leverden. Een man die aan zijn vrouw vroeg wat voor brug er nu in de plaats zou komen, kreeg van haar te horen dat zij al een ‘
manquette’ van dat nieuwe kunstwerk had gezien. En zelfs die ‘
manquette’ zo zei ze, was al indrukwekkend. Alleen al aan die ‘
manquette’ was uren werk besteed! Ik hoop maar dat er aan die nieuwe brug niks essentieels mankeert.
Een ander groepje kwam langzaam fietsend door de menigte. Ze stopten vlakbij. “Kijk”, zei papa tot zijn zoon, “waar al die pontons vandaan komen! ‘Dublin” staat er in het groot op. Dat ligt in Groot-Brittannië. Die zijn helemaal uit Engeland hierheen gesleept.” Gelukkig stond er geen Ier in de buurt.
Sinds mijn vorige column zijn een aantal lezers de mening toegedaan dat ik een slecht mens ben. Ik had het me immers gepermitteerd om met milde spot een goedbedoeld stukje te schrijven over een vriend. Satire heet dat. Hun reacties hebben mij dieper geraakt dan mijn stukje de persoon in kwestie gekwetst heeft, moet ik zeggen. Trouwens, ik begin me de laatste tijd inderdaad schuldig te voelen. Domme uitspraken werken nu eenmaal op mijn lachspieren. Vooral als ze met een wijs gezicht verkondigd worden. Leedvermaak.
Schadenfreude in het Duits.
Op een feestje hoorde ik onlangs een dame vragen hoe iemands dochtertje heette. “Elise,” zei ze. “O, mooie naam,” zei de dame. “Elise, jaja, Elise van Beethoven.” “Neenee,” antwoordde mama. “Elise Vangeel. Mijn man heet Vangeel”.
En verdien ik nu executie als ik zeg dat ik zulke dingen grappig vind? Trouwens, is het allemaal zo erg? Mijn moeder zei altijd ‘
dinnetief’ als ze ‘definitief’ bedoelde. En ze heeft – buiten mij – toch negen schitterende kinderen op de wereld gezet! En een goede vriend heeft indertijd samen met mij voor de afdeling Latijn-Grieks gekozen. Het eerste jaar heeft hij succesrijk afgewerkt maar toen hij het jaar daarop Griekse woordjes moest leren en het woord ‘
psyche’ maar niet uitgesproken kreeg – ‘
spyche’ bleef hij maar zeggen – is hij overgeschakeld naar ‘de moderne’. Hij is burgerlijk ingenieur, en schatrijk geworden.
Chel DRIESEN