Lang heb ik er tegen gevochten, maar ik ben bang dat ik het moet toegeven: ik bevind mij in een levensfase waarin ik verscheurd word door existentiële twijfels. Neem nu dit: ik fiets door de chique Lommelse wijk waar alle straten de naam van een beroemde schilder dragen. Hier woont een oud-collega. Ook zijn vrouw deed iets vaags in het Lommelse schoolbestand. Een indicatie dat men in het onderwijs toch ook weer niet zo slecht betaald wordt. Maar goed, die collega had al zo vaak gezegd dat ik eens moest binnenkomen als ik in de buurt kwam. En ik wist dat hij meestal wel een voortreffelijke Ierse whiskey in de kast had. Toen ik mijn fiets tegen de zijgevel parkeerde, hoorde ik vreemde geluiden, ergens hoog, schuin boven me. Hij zat op een gevorkte tak in zijn notenboom! En daar was hij driftig in de weer met een
jozefzaag (een gewone handzaag, genoemd naar de voedstervader van Jezus, die in de timmerbranche actief was). Hij was de dorre takken preventief aan het wegsnoeien, zei hij. Anders kon er de volgende zomer wel eens eentje afvallen terwijl zijn kleinkinderen daar speelden. Op mijn bemerking dat een jozefzaag totaal ongeschikt was voor dergelijk snoeiwerk, haalde hij de schouders op. “Draai jij nooit eens een schroef vast met een aardappelschillertje?” vroeg hij. Nederig boog ik het hoofd.
Ik moest denken aan de heilige Jozef van Copertino. Ken je die niet? Maandag was het nochtans zijn naamdag. De man werd in 1603 geboren in de landstreek Cupertino bij Lecce. Al gauw bleek deze tijdgenoot van Rembrandt en Descartes uit te munten in domheid. Precies de goeie zoon om naar een klooster af te schuiven, vond zijn moeder. Hij werd monnik en later zelfs priester. Enige vorm van intelligentie bleek toen niet tot de vereiste eindtermen voor het priesterschap te horen. En hoewel hij zichzelf ‘Broeder Ezel’ noemde, waren zijn kloostergenoten jaloers op hem. Hij beschikte namelijk over de gave van de spontane autolevitatie. M.a.w. hij was niet op de grond te houden. Soms zweefde hij, tot groot jolijt van de enthousiaste gelovigen, van zijn bidstoel in de kerk naar de zoldering waar hij geruime tijd tegen de bovenrand van een ogief bleef plakken. Zelf vond hij het maar niks. Eén keer nam hij zich voor om kost wat kost beneden te blijven. Hij klampte zich aan de altaarrand vast. Tot de consecratie heeft hij het volgehouden en toen vertrok hij. Als een raket schoot hij naar de nok, waar hij een paar uren versuft op een balk bleef zitten. Als ze hem kwijt waren, keken zijn confraters hoofdzakelijk naar de boomtoppen. Meestal zat hij daar wel. O ja, Jozef van Copertino is de patroon van de luchtreizigers.
Verscheidene geloofsgemeenschappen kennen het verschijnsel van figuren die moeilijk met beide benen op de grond kunnen blijven. Zo zijn er engelen en duivels. Mijn eigen beschermheilige is de aartsengel Michael. Je weet wel, vroeger stond hij op de pakjes van een straf sigarettenmerk. Hij was het die Adam en Eva, toen die pas ontdekt hadden dat ze geen kleren droegen, met zijn vlammend zwaard in hun blote flikker het paradijs uit joeg. Weer of geen weer.
Wordt vervolgd.
Chel DRIESEN