Nu heb ik niks tegen Duitsers. Ik vind Duits een prachtige taal. Destijds, in de nevel der lang vervlogen jaren, heb ik met enig succes Duits gestudeerd en ik koester een diepe bewondering voor de talloze Duitse filosofen, componisten en auteurs. Met veel overgave heb ik jarenlang Duits onderwezen.
In ons Middelbaar Onderwijs wordt Duits tegenwoordig schromelijk verwaarloosd. Wij lijken te vergeten dat ongeveer 100 miljoen Europeanen Duits spreken. Dat is veel meer dan de ‘native speakers’ van Engels of Frans!
Bovendien is Duitsland ongetwijfeld de sterkste en stabielste economische macht in Europa.
Wat een aanloop om tot mijn ‘clou van de zaak’ te komen!
In het centrum ‘benadert’ een dame mij achterwaarts. Blijkbaar stap ik te snel, want ze roept: ‘Sie da, mein Herr, wollen Sie doch bitte einen Augenblick warten?’
Ik kijk aarzelend rond en wijs vragend op mezelf. ‘Meinen Sie mich?’ Ik wacht. Ja, dat moet gezegd, sommige Duitsers verstaan uitstekend de kunst om zich te laten gehoorzamen! En dit is er blijkbaar zo eentje. Bovendien is het een vrouw.
Aan mensen die ‘blafferig’ doen, heb ik een bloedhekel. En wat vrouwen betreft: wij mannen moeten thuis al zo braaf luisteren.
‘Kann ich Ihnen irgendwie behilflich sein, gnädige Frau?’
Haar gezicht fleurt helemaal op. ‘Eindelijk iemand met manieren’, zie je ze denken.
Ze heeft Lommel na anderhalve dag wel gezien en nu wil ze naar een ‘Supermarkt’. ‘Gibt es in diesem gottvergessenen Ort denn keinen richtigen Supermarkt wie Aldi oder Lidl?’
Ik leg haar uit dat het een behoorlijk eind stappen is. Intussen is een groepje, haar familie vermoed ik, dichterbij gekomen. Geen Aldi in de buurt! Unaniem vinden ze het een bewijs van gebrek aan beschaving.
‘Höflich’ tik ik tegen mijn pet. Als ze ver genoeg zijn raap ik ‘iets’ op van de grond.
‘Haben Sie nichts verloren?’
De dame kijkt in haar handtas, de heren tasten in hun broekzakken.
‘Nein’.
‘Und den Krieg?’
Ja, ze vragen er toch om!
Chel Driesen