Tot voor kort zou ik er ook van overtuigd zijn dat er een spelfout in die titel zit. Maar de laatste tijd
slaagt de twijfel toe.
Ik wind me echt niet meer zo vaak op over gruwelijke taalblunders. Mijn leeftijd en ervaring leren me immers dat ik zelf niet volkomen zonder zonden ben. Bovendien zijn er echt wel ergere dingen dan taalkemels. En tenslotte, wat is er irritanter dan onderwijsmensen die het niet kunnen laten om steeds weer hun beroepsmisvorming te etaleren?
Maar de laatste tijd lijkt het wel of er landelijke competities gaande zijn om zo veel mogelijk taalbokken te schieten.
En het ergste? Onverlaten die je op hun flaters wijst, verklaren zonder enige gêne dat “dat toch niet zo erg is”. Sorry, dan vat mijn lontje weer vlam! En het is kort, dat lontje!
Een paar van de meest flagrante voorbeelden die me als het ware in de schoot gegooid werden?
In deze eigenste Internetgazet, bij de overlijdensberichten van de onvergetelijke Plien van de Witte en wat later van Gerard Vandael, vonden samen vier (!) lezers het – ongetwijfeld goedbedoeld – nodig om te reageren door hun
enige deelneming te betuigen. Wat waren ze dan anders van plan geweest? Een stuk of tien ‘deelnemingen’ sturen? Een halve eeuw geleden klaagde de onovertroffen Lange Fons (Quanten) van St.-Huibrechts-Lille er al over dat er geen innigheid meer was onder de mensen. Aan ‘
enigheid’ is er tegenwoordig blijkbaar geen tekort.
Enige weken geleden kreeg elk Lommels gezin het informatieblad van een politieke partij in de bus. Nee, kiesheidshalve noem ik die partij niet. Minister Jo Vandeurzen schrijft daarin: “Het behou
dt van onze natuurgebieden …” Dat is toch even erg als: “Mijn
kadt is
doot.” Leest dat dan niemand na?
Nog eentje. In het overigens goed onderbouwd hoofdartikel van een krant schrijft ene Yves Lambrix op 24 februari dat de Vlaamse socialisten “zich misschien hard moeten afzetten tegen de anderen,
niet in het minst de N-VA.” Nu zou toch iedereen moeten weten dat ‘niet in het minst’ ‘helemaal niet’ betekent. En ik betwijfel sterk of dat de bedoeling was. ‘Ben je onder de indruk van hun plannen? Niet in het minst.’ Helemaal niet, dus.
Even verder maakt de brave man het nog bonter als hij zich afvraagt: “Wat
baadt het als …?” Echt waar! Waar zat die eindredacteur? Een hoofdartikel is toch het uithangbord van een krant!
Niet erg? Taal is verdomme ons denkinstrument. Incorrect taalgebruik levert krom denken op! Wie zou er tevreden zijn als hij zijn nieuwe auto geleverd krijgt met één deur aan één en twee aan de andere kant? Rijden doet dat ding nochtans even goed. Zo erg is het dus niet.
Ik moet ophouden. Wat
baden immers kaars en bril als de uil niet zien en wil? Even de radio aanzetten. “Verscheidene bedrijven hebben weer werknemers moeten
ontslagen”, hoor ik. Zucht! Ik ga een kalmerend
bat nemen.
En een zinkend schip is gauw gevuld.
Chel Driesen