“Och, jullie moeten niet ongerust zijn.” Dat zei onze jongste. We zaten aan de eettafel, na een gesprek over zijn weekendje weg met de vrienden. “Dadelijk hoor ik dit weer: Wacht maar tot ge zelf kinderen hebt. Dan begrijpt ge het wel.” Ik zag iemand een zin inslikken. Ik meende te zeggen dat wij op die leeftijd, zelfs jonger, al een reis naar het buitenland hadden gemaakt. Hij trouwens ook. En bij ons zelfs in het pre-gsm-tijdperk. Zou het kunnen dat de voortdurende bereikbaarheid de ongerustheid doet toenemen? Omdat het toen niet mogelijk was. Mensen dachten: het zal wel in orde zijn.
Waar ik op dat moment aan de eettafel nog aan dacht. Een meester van onze lagere school, een voetballiefhebber, gaf regelmatig de opdracht om een voetbalkrantje te gaan halen bij een man, die 200 meter van de school woonde. “Bel maar aan en hij geeft het wel.” De herinnering is vaag, maar ik stel me voor dat je dan nog even langs het raam passeerde en je naar de anderen kon zwaaien, die in de klas moesten blijven. Als een ontsnapte gevangene. Nee, beter als een koning. Want je mocht die dag iets meer dan de anderen.
Je zou het nu moeten proberen. De leraar werd publiekelijk gelyncht. Hoe durft hij het? Een kind alleen op pad sturen? Maar misschien wist hij wel exact hoelang we zouden achterblijven? En zou hij ons na tien minuten achterna gekomen zijn. Niemand waagde het om een omweg te maken. Misschien was het wel afgesproken met de man en was het wekelijks hetzelfde krantje. Niemand van de klas die het ooit bekeken heeft. Misschien wilde hij ons die tien minuten en dat vertrouwen geven.
Misschien ook niet. Maar het is een goed gedacht. En je weet wat ze daarvan zeggen.
Rudi LAVREYSEN