Een vriend van me neemt behoorlijk trouw deel aan de kerkelijke rites. Hij vond het dan ook zijn plicht als gelovige om even te checken of wat ik in de vorige twee edities van mijn column schreef over Jozef van Copertino wel klopte. En ik had er zo maar wat met de ‘klak’ naar gegooid, meende hij. Er staat immers nergens in de biografie van die heilige beschreven dat zijn confraters gingen wandelen met hem aan een touwtje fladderend in de lucht, zoals ik gesuggereerd had. Maar vliegen kon hij wel! En al veel eerder dan de gebroeders Wright met hun vliegende kruiwagen in december 1903!
Ik vroeg hem of hij misschien ook iets gevonden had over de landingen. Daar had ik me namelijk al een paar dagen zorgen over lopen maken. In mijn dromen zag ik hem telkens vol blauwe plekken en pijnlijke kneuzingen. Zweefde Jozef sierlijk terug naar beneden als zijn levitatievermogen het begaf? Dwarrelde hij omlaag als een herfstblad of plofte de arme kerel gewoon als een steen uit het zwerk?
Nee, daar had hij niks over gevonden.
Ik herinnerde mij hoe mijn zoon, die in Engeland woont en een fervent mountainbiker is, me ooit vertelde hoe er plots een konijn uit de lucht voor zijn wielen viel. Meestal heb ik er erg grote moeite mee om dergelijk straffe verhalen te geloven. Bovendien heeft die zoon van me van één van zijn ouders een rijke fantasie geërfd. Maar toen legde hij me uit dat een rode wouw dit beestje meegenomen had. En die imposante roofvogel had het spartelende onding in een verstrooid moment, of toen hij zijn neus moest snuiten of zo, waarschijnlijk laten vallen.
Oké, allemaal goed en wel, maar is iemand die af en toe airborne geraakt dan per se een heilige, vroeg ik halsstarrig. Het bleek van niet. Eerst moeten er een paar mirakels gebeuren en door een speciale commissie van deskundigen officieel vastgesteld worden. Wonderbaarlijke genezingen bijvoorbeeld van mensen die de kandidaat-heilige in hun gebeden om bijstand gesmeekt hebben.
Als dat zo is, opperde ik, dan ken ik een groot gebouw in Overpelt (jaja, in Overpelt!) waar tientallen ‘heiligen’ dagelijks met het verrichten van mirakels in de weer zijn. De genezingen die de specialisten en verpleegkundigen daar bewerkstelligen, golden een halve eeuw geleden bijna stuk voor stuk nog als heuse mirakels. En als het Mariaziekenhuis in Overpelt de plaats is waar die heiligen-van-de-laatste-dagen hun gewijde activiteiten ontplooien, dan moet Lommel wel zo ongeveer de hemel zijn, want daar zijn ze bijna allemaal gaan wonen.
Ik wist wel dat Lommel een héél bijzondere stad is!
Chel DRIESEN