Ik wissel niet zo vaak. Niet van supermarkt, niet van krant en ook niet van kapper. Maar omdat een inderhaast opgeplakt A4'tje zegt dat mijn vaste barbier wegens omstandigheden gesloten is, moet ik wisselen. Bij de nieuwe kapper heb ik geluk. Er zit niemand. De jonge kapper draagt een leren kappersschort, wat er zeer professioneel uitziet. "Hetzelfde als vorige keer" kan ik hier niet zeggen, maar de jongeman begrijpt meteen wat ik bedoel met "niet te lang en niet te kort." Als hij met zijn kam moeilijk door mijn nogal wilde haarbos geraakt, zie ik hem door de spiegel een lichte grimas maken. "Dat kan van de gel zijn", vertel ik hem. “Misschien”, zegt hij, “maar je hebt ook duur haar.” Nu moet ik een kleine grimas maken. Wat bedoelt hij met ‘duur haar’. Ik kijk hem niet begrijpend aan. Dat hij niet in ons stadje of land is opgegroeid, had ik al begrepen. “Ik kom uit Irak”, vertelt hij even later, waarna we het over zijn vlucht naar ons land hebben. En over zijn familie en kappersdiploma. “Echt duur haar dat jij hebt”, zegt hij voor de tweede keer. Ik weet nog altijd niet wat hij ermee bedoelt. Tot ik later thuiskom en het opzoek. ‘Dure’ betekent ‘taai’ in het Frans. Een kleine en begrijpelijke verspreking. Ik heb dus taai haar. Dat heeft me nooit iemand verteld.
Als ik na de knip- en scheerbeurt aan de toonbank vraag hoeveel ik hem schuldig ben, moet hij nog even naar mijn fris geknipt kapsel en glad geschoren kin kijken. Dat gaat me hier wat kosten, met dat duur haar van mij, komt bij me op. Als het te duur is, neem ik het wel terug mee naar huis, meen ik als grap nog te zeggen. Maar het valt allemaal best mee.
Rudi Lavreysen