Vanmorgen heb ik hem nog op de radio gehoord, de hit van Filip Kowlier die een tijdje geleden wekenlang vrijwel elke radio-uitzending teisterde. Het bleek zoveel te betekenen als “Mama, waarheen zullen we gaan”. Geef toe, het staat een heel eind van de standaardtaal.
Vorige week heb ik de duidelijk Antwerpse stem die me de weg wou tonen op mijn GPS, nog geïrriteerd van mijn toestel gegooid en vervangen door een Nederlandse. Het mens slaagde er – zoals zoveel Antwerpenaars – niet in om een deftige tweeklank te produceren. Op ingewikkelde rotondes, waar ik sowieso mijn aandacht onverdeeld nodig had voor het verkeer, wou ze me de ‘vèèfde euhtriet rèchts’ laten nemen. Ik neem aan dat ze de ‘vijfde uitrit’ bedoelde. Horendol maakte het mens me! En dan laat ik nog buiten beschouwing dat volgens mij alle ‘euhtrieten’ op een rotonde naar rechts gaan.
En toch zijn het net die bevolkingsgroepen die graag meewarig doen over de ietwat zangerige toon van de ‘Liembürregers’!
West- en andere Vlamingen dien ik dan steevast van antwoord met: “Liever een mooie melodie dan een collectief spraakgebrek!” En Antwerpenaars herinner ik graag aan het historisch gegeven dat wij in Limburg al literatuur kenden met Hendrik van Veldeke, toen hun voorouders in de Scheldepolders nog met riet rond hun buik naar otters liepen te vangen.
Ik geef het toe: de a-klank van onze Lommelse schepen Verduyckt doet rechtgeaarde taalminnaars (ga daar maar eens aan staan, Kris!) ook vaak in shock naar adem happen. En de alom geliefde trainer van Lokeren, Peter Maes, heeft er eveneens ‘kaaës’ van gegeten, om van Summie nog maar te zwijgen. Bovendien vervangen echte Lommelaars de dubbele k door een krachtige glottisslag (pa(kk)en, za(kk)en). Maar als het nodig is, kunnen wij die k nog altijd wel correct uitspreken! En als we A.N. spreken, doen we dat ook!
Ik moet nog wat winkelen en loop met een tas onder de arm naar mijn auto. Een groot bord naast de weg waarschuwt: ‘Opgelet, buspalen!’ In de andere richting staat er ook zo een. Ik passeer een koppel dat naar de bushalte stapt. “Boe zien die daan, die peuhlkes?” hoor ik mevrouw aan manlief vragen.
Ik denk dat ze naar Overpelt moeten.
Chel Driesen