“Vraag het aan om het even wie in Lutlommel. Iedereen weet waar dat is.”
Toneelvereniging Kreabo uit Boekt in Zolder maakte een fietstocht in Lommel. Ik had bij de laatste productie meegespeeld en mocht de route uitstippelen. We hadden café ‘De Lindeboom’ uitgekozen om even op adem te komen. Roger reed met de bezemwagen. “Vraag maar naar Plien van de Witte”, had ik hem gezegd. Treft me die toch niet de enige persoon in Lutlommel die Plien niet kende zeker! Elk van de overige vierendertigduizend Lommelaars kent Plien. De meesten persoonlijk.
Telkens als ik er kwam voelde ik er me thuis. Echt thuis. Plien hoefde immers geen diploma te hebben om een uitmuntende psychologe te zijn. En haar therapie was altijd efficiënt. “De vorige maandag voelde je je niet al te best”, zei ze. “Nee, nee, ontken het maar niet. Ik heb het wel gezien. Je gezicht zei me genoeg. Vooruit, vertel het maar eens.” En dan vertelde je het.
Ze kon luisteren, Plien. En goede raad geven.
Tot haar laatste actieve dag is ze het blijven zeggen tegen haar klanten die naar huis gingen: “Kóm zó rap meugëlëk tërug!”
Met Plien kon er niks gebeuren. Dat was een rots in de branding. Op haar hadden de jaren geen vat. Plien was standvastiger dan de kerktoren van Lommel.
En dan, ineens, is het afgelopen. We horen zeggen dat ze ziek is. Dat ze in het ziekenhuis ligt. Dat het ernstig is deze keer en dat ze in coma gehouden wordt. En vandaag donderde het bericht onze kamers binnen. ‘Plien heeft het deze keer niet gehaald. Ze is dood.’
We hebben meer dan een keer moeten slikken. Morgen gaat ons leven voort. Morgen rijden we in Lutlommel voorbij en we kijken even naar ‘De Lindeboom’. Plien is er niet meer. Wat een immense kille leegte!
Maar wat een weldoende warmte heeft ze ons tijdens haar leven gegeven. Dank je wel, lieve Plien. Kon je maar zó rap meugëlëk terugkomen.
Chel Driesen