Geel is een moderne, gezellige stad met o.a. 14 gerenommeerde bacheloropleidingen, en een flink aantal graduaats- en vervolgopleidingen. Een slordige 3500 hogeschoolstudenten zorgen ervoor dat het leven van de Thomas More-campus uit over de hele stad bruist. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.
Oudere lezers weten nog wel wat het betekende als je een straf verhaal vertelde en iemand je vroeg: “Kom jij soms van Geel?” In Geel werden – en worden – immers van oudsher mensen met een mentale handicap verzorgd in gezinsverband.
Ook een belangrijke administratieve dienst van de Autoveiligheid blijkt zich in Geel te bevinden. Al verscheidene jaren na elkaar heb ik daarheen gebeld om te melden dat ik, al sinds de verhuis naar mijn huidig adres in 2014, geen uitnodiging meer ontving om me met mijn autootje naar de jaarlijkse keuring te begeven. Telkens verzekerden ze me dat ze dat stante pede in orde gingen brengen. Ik heb een grenzeloos vertrouwen in de mensheid, maar van die belofte is nog altijd niets terecht gekomen.
Ik moet dus zelf maar in de gaten houden wanneer ik naar de autokeuring moet. Tot nog toe is dat aardig gelukt ook. Maar nu was het nipt. Zondagavond stelde ik vast dat ik nog drie dagen tijd had. Te laat voor een afspraak natuurlijk. Dus sloot ik maandagmiddag om drie uur berustend aan achter een eindeloze rij bezorgd kijkende autobezitters. Vóór me wachtte een dame met rijkelijk getatoeëerde armen in een klein bestelautootje. Onder de achterruit kleefde een enorme sticker met de boodschap:
STOP DE VIRUSWAANZIN! DRAAG GEEN MONDKAPJES! LAAT JE NIET VACCINEREN! 99,98 % OVERLEEFT CORONA! Toen ze tegen vijf uur aan de beurt was, hoorde ik dat een controleur haar vroeg een mondmasker te gebruiken. “Nou, dat heb ik niet en dat draag ik principieel niet”, zei ze met een zwaar Nederlands accent. “Wel mevrouw, dan keur ik niet," zei de man kordaat. Er ontspon zich een vrij heftige woordenwisseling, waarna ze zich naar mij begaf. Of ik haar een mondkapje kon lenen. “Want anders keurt die vent mijn auto niet.” Ik wees op een heel pakje van die dingen op de zit naast me. “Kijk mevrouw, hier liggen er wel een stuk of vijf, maar daar krijgt u er geen enkel van.” Ziedend begaf ze zich naar de volgende chauffeur. Maar ook bij hem ving ze bot. Hij had de sticker ook gezien en bewoog zijn wijsvinger weigerend heen en weer.
Tenslotte moest ze uit de rij en was de beurt één plaats eerder dan verwacht aan mij. Wat later zag ik dat ze toch ergens een mondkapje bemachtigd had.
Ik moest, met mondkapje, uit mijn auto en om het gebouw heen lopen. “Alles in orde hoor meneer”, zei de controleur die mijn auto daar even later afleverde.
Bij de kassa heb ik nog maar eens gemeld dat ik er maar niet in slaagde een uitnodiging te ontvangen. “Tja, dan moet u toch eens naar Geel bellen”, zei de man vriendelijk.
Chel DRIESEN