Over enkele weken word ik een halve eeuw. Volgens een artikel dat ik gisteren las in een of ander blinkend flutmagazine (een ‘glossy’ heet dat tegenwoordig), zijn daar drie grote voordelen aan verbonden: je begint meer te genieten van het leven na je vijftigste (omdat je meer tijd hebt en over een groter budget beschikt), je maakt makkelijker keuzes (omdat je je minder aantrekt van de mening van anderen) en je weet beter wat je wilt, wie je bent en waar je voor staat. Dat laatste klopt helemaal. Ik sta voor de Carrefour. Een kruispunt, maar dan op z’n Frans. Zo belangrijk voelt het voor mij helemaal niet. Noch het winkelen, noch het verjaren.
Veel meer heb ik van dat artikel uit het blinkboekje niet onthouden. Vier spelfouten ontdekt, dat wel, terwijl ik niet eens geconcentreerd las. Typisch. De verpakking lijkt vaak belangrijker dan de inhoud, het is niet al goud wat blinkt en schijn bedriegt. Dat heb ik al geleerd tijdens de voorbije negenenveertig jaren die ik hier rondstap. Of beter gezegd rondmank momenteel. Ik draag sinds eergisteren nieuwe steunzolen en dat is altijd wat wennen. Wat wenen doe ik bijna aan de kassa, als ik te horen krijg hoeveel ik moet neertellen voor een zak sandwiches, een paar sneetjes belegen kaas en een kartonnetje Westmalle Tripel. Ach, niet erg. Binnenkort zal ik sowieso over een groter budget beschikken en automatisch meer van het leven gaan genieten.
Wat een levenswijsheid. Stel niet uit tot je vijftigste wat je vandaag nog kan doen, denk ik terwijl ik een eerste slok Westmalle Tripel neem. Op de verpakking van de sandwiches lees ik: 8 + 2 gratis. Juist ja, eerst de prijs verhogen en daarna de nietsvermoedende, onschuldige consument nog wat overdrijfzand in de ogen strooien met zogezegde extraatjes. Niet met mij! Ik tel ze na en ik tel er elf. ‘Ik tel er elf! En er zitten twee doffe tussen. Vervallen rommel! Zo is het makkelijk weggeven!’ roep ik naar mijn vrouw. Ze kijkt even en zegt daarna verbazend kalm: ‘Dat zijn er gewoon twee die ze vergaten in te smeren met geklutst ei. Ze glimmen niet, maar ze zijn zeker niet vervallen. Dat van die elf zal wel aan de Westmalle Tripel liggen.’
Het waren er inderdaad maar tien en de twee glansloze, die ik meteen zelf opat omdat ze een air van kosteloosheid over zich hadden, smaakten vooral om die reden opperbest. Dat makkelijker keuzes maken heb ik onder de knie. Over die Westmalle Tripel moest ik daarstraks ook niet lang nadenken. Mijn vrouw heb ik zestien jaar geleden eveneens voortreffelijk gekozen, dus het is niet nieuw. Af en toe zou ze me misschien wat meer kunnen steunen tijdens momenten van dyscalculie en onevenwichtig gedrag. Op mijn steunzolen hoef ik ook al niet te rekenen.
Danny VANDENBERK