Lommel. Donderdagmorgen.
Van waar ik dan wel belde, vroeg ze. Als zij buiten keek, was er nauwelijks een vlokje sneeuw te bespeuren. Haar wantrouwen wasemde zo uit de telefoon. Weer een patiënt die probeerde met een goedkope smoes onder zijn afspraak uit te komen.
“Van Lommel? Heeft het daar dan echt zo hard gesneeuwd vannacht?” Haar toon verklapte me dat ze nog helemaal niet overtuigd was. Ik had een afspraak voor een medische routinebehandeling in de vroege namiddag. Precies omdat het de hele nacht gesneeuwd had en het maar niet ophield, dacht ik er goed aan te doen om, bij wijze van voorzorg, mijn auto al om 9 uur uit de parkeerkelder naar de begane grond te rijden. Maar op die oprit lag wel tien centimeter hard bevroren sneeuw. En halfweg maakt hij ook nog eens een haakse bocht. Er was geen schijn van kans dat ik hem in deze omstandigheden naar boven zou krijgen.
Een buurman, die naar zijn werk wou en zijn wagen gisterenavond ook daar beneden gestald had, keek me meewarig aan. ‘Weer zo’n ouwe rakker die het echte autorijden nog onder de knie moet krijgen’, zag je hem denken. Vier keer heeft hij een aanloop genomen. Vier keer is hij tot in de bocht geraakt. En ik ben geen ervaren liplezer, maar na de laatste vertwijfelde poging kon ik weliswaar niet horen maar wel duidelijk zien wat hij zei. Godslasterlijk was het!
Uiteindelijk reed hij zijn wagen terug, netjes tussen de voor hem voorbehouden strepen en stapte uit. “Dan zal ik miljaardemiljaar deze keer de bus moeten nemen”, sjamfoeterde hij. “Ze kunnen me verdomme niet missen op het werk. De opwarming van de aarde, ammehoela, ja!”. En weg was hij. Aktentas met laptop onder de arm.
Nederig boog ik het hoofd. Ik nam de lift naar boven. Hoezo de lift? Was er dan geen trap? Toch wel, maar het leven van een man van mijn leeftijd wordt nu eenmaal beheerst door smoezen. Ditmaal was het ontbrekende meniscusweefsel in mijn rechterknie aan de beurt. Ik belde dan maar naar het secretariaat in Gasthuisberg om ze van mijn patstelling op de hoogte te brengen. Geen patiënt Driesen uit Lommel vandaag.
Toen ik een half uurtje later wat door het venster stond te kijken, zag ik mijn buurman door het sneeuwtapijt teruggebaggerd komen, zijn gezicht op zwaar onweer. “Geen bussen vandaag!” riep hij. “De wegen zijn te glad.” Zijn werkgever zal het vandaag dus toch zonder hem hebben moeten doen.
Ik bel Vicky. Vicky is een uitermate behulpzaam buurmeisje. Haar Fiëstaatje staat nooit in de kelder. Bovendien heeft ze een schop en beschikt ze over vijftig kilo strooizout, wist ik.
Net na de middag ben ik, dankzij haar hulp, bovengronds geraakt. Alleszins te laat voor mijn afspraak in Leuven. Veel te laat ook voor het werk van mijn buurman die ik door het venster tussen zijn relaxzetel en de krant zag zitten.
Alles is relatief. Niets of niemand is onmisbaar.
Chel DRIESEN