Het is u wellicht ook opgevallen: de afgelopen dagen was het best mooi weer. Tijd om te genieten van de tuin! Ware het niet dat koning winter de directe omgeving van ons huis heeft herschapen in een marginaal ogend oord des verderfs: overal rommel, een glooiend gazon, omhooggeschoten rozenstruiken, takken van de klimop die eerder wegklimmen dan opklimmen, een vuil terras en overal al onkruid dat ongegeneerd het voorrecht neemt om als allereerste te ontkiemen. Tijd om te werken dus!
Vermits we niet over een batterij van huisslaven beschikken en er helaas ook geen kaboutertjes in de tuin gekweekt hebben, heb ik mij na mijn winterslaap ontpopt tot een tuinman. Menig spier aan mijn lijf getuigt hier nog van. Het is niet voor niks dat de grote schoonmaak altijd aan het begin van de lente op de planning staat. De rest van het jaar heb je daar gewoon geen zin in. Het is pas als je ziet dat de natuur nieuwe kleren aantrekt, dat je zelf ook alles op zijn paasbest wil hebben. Oh, paasbest, ook niet toevallig, zeker?
Ondertussen ziet mijn erf er weer hip, cool en trendy uit, tenminste dat vind ik zelf. Sommige spullen hebben eindelijk een vaste stek gekregen, vaak ook een laatste rustplaats op het containerpark. De haag heeft een fris lentekapsel gekregen. Het gazon is gekortwiekt en geverticulfulmineerd. En de stoep is properkes gewassen met shampoo en conditioner en ligt er weer onbezoedeld bij, alsof iemand er nog voor de eerste keer moet overlopen.
Gelukkig heb ik bij al die karweien als moderne mens hulp van allerlei elektrische apparaten. Een machine voor het gras en een ventricoliquisiteur om het gras te verluchten, mos te verwijderen en dorre sprieten uit te trekken. Nieuw gras krijgt alle ruimte! (onkruid ook) Voor de haag hebben we een uit de kluiten gewassen tondeuse. En het terras wordt onder zo een ontzettend hoge druk gezet dat het niet anders durft dan afscheid nemen van elk pluisje, mosje, zandkorreltje, dat tijdens de herfst en winter zeer gehecht was geraakt aan onze terrastegels.
Tuinieren gaat tegenwoordig dus wel gepaard met het gezoem van een of andere machine. En omdat er altijd wel iemand ergens in de buurt bezig is in de tuin, komt het rustig genieten in mijn eigen groen land er nauwelijks van. Raar dat we meer tijd steken in al dat werk dan in het genot ervan. Een mens zou zich wel eens afvragen, hoe de verhouding doel-middel ook alweer zit.
Maar het allerraarst is toch wel de elektriciteitskabel van mijn tuingereedschap: een lang snoer, dat elk toestel onder de nodige spanning zet, maar de grootste spanning zit hem in het op- en afrollen ervan. Elke keer rol ik het met enorm veel toewijding op, maar altijd vloek ik bij het afrollen, want steeds weer is dat een hoop dikke spaghetti geworden. Wonderlijk toch, hoe zo’n kabel daar in zijn eentje altijd opnieuw in slaagt. Gelukkig heeft niemand me bezig gezien met de hogedrukreiniger, want toen werd het een pasta tricolore van elektriciteitssnoer, tuinslang en spuitkabel. Ik verwonder me er graag over, vooral ook dat ik zelf niet in dat netwerk gevangen geraakt ben! Pasta tricolore con carne umana.
Jan Verheyen